In het weerbericht is het belangrijke informatie: breekt de zon er nog door of hoe lang blijft de zon schijnen? Maar ook voor de bepaling van het klimaat en bijvoorbeeld recreatie en landbouw is het van belang hoe vaak de zon schijnt. Op de automatische weerstations wordt de zonneschijnduur dagelijks gemeten. Tegenwoordig wordt die informatie afgeleid uit de totale hoeveelheid straling, de zogenoemde globale straling.
Een pyranometer meet de hoeveelheid globale straling door middel van sensoren. Een half glazen bolletje dient als kapje om de sensor tegen vocht en neerslag te beschermen. De pyranometer meet de globale straling in Joules per vierkante meter. Hieruit wordt de duur van de zonneschijn berekend. Op aanraden van de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) is het KNMI in 1992 overgegaan op deze methode.
Vóór die tijd werd de zon gemeten met een Campbell-Stokes zonneschijnmeter. Deze registrerende zonneschijnmeter, die ruim een eeuw dienst deed, is in 1853 bedacht de Engelsman John Campbell. De Ierse natuurkundige George Stokes bracht verbeteringen aan, vandaar de benaming Capmbell-Stokes. Het Engels observatorium in Kew begon er in 1880 als eerste de zonneschijnduur mee te meten. Die meetreeks is precies honderd jaar voortgezet.
De Bilt beschikt over metingen met de Campbell-Stokes tussen 1901 en 1992. Het instrument bestaat uit een glazen bol die als brandglas werkt. Achter de bol was een papieren strook gespannen met een indeling in uren. De 'bewegende' zon brandde in die papierstrook een brandspoor. Zodra er wolken voor de zon kwamen werd dat spoor onderbroken. Uit de totale lengte van het brandspoor kon handmatig de duur van de zon worden ingeschat.
De Campbell-Stokes had echter nadelen. De glazen bol moest altijd schoon blijven en ook dauw kon voor afwijkingen zorgen. Sinds 1992 wordt de zonneschijnduur dus op een andere nauwkeuriger manier gemeten door gebruik te maken van sensoren. De huidige metingen zijn niet zonder meer vergelijkbaar met de vroegere metingen.
Het KNMI heeft tot 2006 ook nog met de oude Campbell-Stokes zonneschijnmetingen verricht om de gegevens te kunnen vergelijken met die afkomstig van de nieuwe meetmethode. Uit dat onderzoek blijkt dat de nieuwe meetmethode 's winters iets meer en 's zomers iets minder zonuren oplevert. Gemiddeld over het hele jaar maakt het weinig uit en leverden de oude en de nieuwe zonneschijnmetingen ongeveer dezelfde resultaten op. De nieuwe meetmethode voor de zonneschijnduur wordt steeds verder verfijnd met de nieuwste technieken.