De kern van een van oorsprong thermisch lagedrukgebied lag op 2 juni boven het midden van Duitsland (kaart 1). Aan de noordflank van dit lagedrukgebied werd al een aantal dagen met een oostelijke stroming warme, vochtige en zeer onstabiele lucht aangevoerd naar ons land. In deze luchtsoort kwamen zware buien tot ontwikkeling.
Op 2 juni kwamen in de loop van de middag in het oosten van het land buien tot ontwikkeling die richting het zuidzuidwesten trokken. Het KNMI waarschuwde voor deze buien middels een code geel voor de oostelijke provincies. Voor de provincies Noord-Brabant en Limburg werd een code oranje uitgegeven voor overvloedige neerslag (kaart 2). Bij de afgifte van code oranje speelde de voorgeschiedenis een belangrijke rol: in de dagen voorafgaande aan 2 juni waren er in Zuidoost-Brabant en Noord-Limburg zware buien gevallen waardoor er wateroverlast was ontstaan (zie ook kaart 3). Door de verzadigde bodem, zo was de verwachting, zouden bij nieuwe buien snel problemen kunnen ontstaan. Kaart 4 laat zien waar er bliksemontladingen werden geregistreerd.
In kaart 5 wordt de totale hoeveelheid regen gepresenteerd op 2 juni, zoals bepaald door de gecallibreerde neerslagradars van het KNMI. Duidelijk is te zien dat er in Boxmeer en omgeving volgens deze analyse 75 mm of meer is gevallen.