De lage temperatuur in die maanden werd veroorzaakt door overwegende noorden- en oostenwind, die koude lucht aanvoerde. In de wereldgemiddelde temperatuur werd dit gecompenseerd door hogere temperaturen in landen waar de wind juist overheersend uit het zuiden kwam. Er zijn theorieën dat de opmerkelijke kou in de vorige winter zou kunnen samenhangen met de temperatuur van het zeewater van de Atlantische Oceaan, de zonnevlekkencyclus, meer sneeuwbedekking in Siberië of minder ijs in de Barentszzee. Onduidelijk is nog in hoeverre die effecten een rol hebben gespeeld. De meeste wetenschappers houden de recente negatieve uitschieter op gewoon toeval in de grilligheid van de Nederlandse winters.
In Figuur 1 is de jaargemiddelde temperatuur in Centraal Nederland uitgezet. De groene lijn geeft een tien-jaars lopend gemiddelde aan. Deze reeks is representatief voor de temperatuur in Centraal Nederland en is gecorrigeerd voor stationsverplaatsingen en veranderingen in meetopstellingen. Hoewel de waarde voor 2010 ver onder de trendlijn uitsteekt is de waarde 9,1 ºC vergelijkbaar met wat tot de jaren 1980 gebruikelijk was.
De grote afwijking in de jaartemperatuur is veroorzaakt door een aantal maanden met lagere temperaturen dan het langjarig gemiddelde. Het jaar begon met een relatief koude winter met veel sneeuw, mei was veel kouder dan normaal en december 2010 was in deze reeks zelfs de op een na koudste van de eeuw. In al deze maanden was de oorzaak een overwegend oostelijke of noordelijke luchtstroming, die koude lucht aanvoerde. Dit werd veroorzaakt door een hardnekkig hogedrukgebied rond IJsland, waar normaal een lagedrukgebied ligt. Het hogedrukgebied dat normaal boven de Azoren ligt was juist veel zwakker dan normaal. Het verschil met de normale luchtdrukverdeling, gemiddeld over heel 2010, is in Figuur 2 ingetekend. Omdat de luchtdrukverschillen in de winter groter zijn, geeft deze figuur vooral de wintermaanden aan.
Deze tegenstelling komt wel vaker voor, en wordt de Noord-Atlantische Oscillatie genoemd. Een positieve uitwijking geeft meer westenwind, een negatieve uitwijking juist meer oostenwind in West Europa. In januari, februari en december was deze oscillatie zeer sterk negatief. Dit geeft niet alleen in Nederland kouder weer, ook in de rest van Europa ten noorden van de Alpen was het in de wintermaanden kouder dan normaal, evenals in het oosten van de Verenigde Staten.
De luchtdrukverdeling zorgt echter ook dat het in andere gebieden warmer wordt. Luchtstromingen uit koude gebieden worden immers gecompenseerd door stromingen uit warmere gebieden. In Canada, Groenland, Spitsbergen was de winter veel minder koud dan normaal. Noord Afrika en het Midden Oosten waren de afgelopen winter ook veel warmer dan normaal. Ook in het jaargemiddelde was dit terug te vinden; Canada en het Midden Oosten waren jaargemiddeld zelfs zo'n drie graden warmer dan normaal.
Er wordt veel onderzoek gedaan naar de mogelijke oorzaken van de afwijkende circulatie, en dus de koude in West Europa en de oostelijke Verenigde Staten. We bespreken hier vier ideeën uit de wetenschappelijke literatuur.
Robuuste verklaringen en voorspellingen zijn nog niet voortgekomen uit het onderzoek naar veranderingen in de circulatie boven Europa die koude winters veroorzaken.
De temperatuur in Nederland lag in 2010 weer op het niveau dat in de jaren vóór 1985 gebruikelijk was. Dit werd veroorzaakt doordat oosten- en noordenwind koude lucht naar onze streken aanvoerde. Deze kou verlaagde in 2010 de gemiddelde temperatuur in gelijke mate als de stijgende trend van de laatste dertig jaar de temperatuur verhoogd had. De afwijkende luchtcirculatie maakte deel uit van een groter patroon op de weerkaart: de Noord Atlantische Oscillatie, die in januari, februari en december 2010 een sterke negatieve uitwijking had. Hierdoor was het kouder dan normaal in het noorden van Europa en het oosten van de Verenigde Staten en warmer dan normaal in Canada, Groenland, Noord Afrika en het Midden Oosten.
Er wordt veel onderzoek gedaan naar oorzaken van deze schommelingen, maar tot nu toe zijn er geen robuuste voorspellers gevonden. Zeewatertemperatuur, zonnevlekken, sneeuw en zee-ijs zijn genoemd als voorspellers of voorbodes, maar voor elk van deze factoren zijn evengoed argumenten tegen een duidelijke invloed te vinden.
Met dank aan Wilco Hazeleger en Harry Geurts.