Metingen van de KNMI-weerstations worden om de 10 minuten gepresenteerd in de vorm van tabellen en kaarten.
Metingen van de KNMI-weerstations worden om de 10 minuten automatisch gepresenteerd en zijn niet gecontroleerd op fouten. Op eventuele fouten gecontroleerde en gecorrigeerde data ('gevalideerde data') op uurbasis zijn later beschikbaar.
De door middel van kleur of contourlijn aangegeven waarden tussen de weerstations zijn geïnterpoleerd en kunnen positief of negatief afwijken van de werkelijke waarde. De getallen in de kaartjes geven de waarde van het weerelement op het weerstation aan. De kaarten zijn alleen te gebruiken om een indruk te krijgen van de globale ruimtelijke verdeling van een element. De getoonde lokale variaties kunnen mede bepaald zijn door de ligging van de KNMI-stations en de gehanteerde interpolatietechniek. Met name de zichtwaarde kan over korte afstand extreem variëren, bijvoorbeeld in het geval van lokale mistbanken. Om die reden is interpolatie van de zichtwaarnemingen niet zinvol. De windgegevens worden gepresenteerd in m/s en in Beaufort. De pijl wijst met de wind mee.
Bij koud weer voelt het op een winderige dag kouder aan dan op een dag met weinig wind, de wind veroorzaakt extra verlies van warmte. De Engelse uitdrukking voor deze koude-ervaring is windchill, in Nederland als 'gevoelstemperatuur' aangeduid. Het KNMI berekent de windchill van 1 oktober tot en met 31 maart, indien de luchttemperatuur lager dan 10 °C is.