Een verschuiving van het ozongat stelde de zuidelijke punt van Zuid Amerika bloot aan extreem hoge doses ultraviolette straling.
De ozonlaag – een atmosferische laag met grote hoeveelheden ozon (O3) tussen 10 en 40 km hoogte - beschermt flora en fauna tegen schadelijke ultraviolette (UV) straling van de zon. Sinds begin jaren ’80 van de vorige eeuw vanaf september tot begin december neemt de hoeveelheid ozon boven Antarctica sterk af: het welbekende ozongat. Minder ozon betekent dat meer UV-straling het aardoppervlak kan bereiken. De oorzaak van het ontstaan van dit gat is de aanwezigheid van door menselijk handelen uitgestoten chloor-fluor-koolwaterstoffen.
Al vanaf eind jaren zeventig van de vorige eeuw worden de veranderingen van de ozonlaag met behulp van satellietwaarnemingen gevolgd. Het KNMI is daar nauw bij betrokken via onder ander de satellietinstrumenten OMI, SCIAMACHY en GOME2. Het KNMI maakt ook wereldwijde verwachtingen van de UV-index op basis van die satellietwaarnemingen en weermodellen tot 9 dagen vooruit.
Ook in 2009 vormde zich zoals gebruikelijk een ozongat boven Antarctica. Maar in november van dat jaar begon het ozongat zich te verplaatsen. Op zich niets nieuws, dat gebeurt wel vaker rond deze tijd van het jaar omdat het ozongat onstabiel wordt en langzaam maar zeker opgevuld raakt. Opmerkelijk in 2009 was echter dat het ozongat verschoof naar het gebied tussen Antarctica en de zuidelijke punt van Zuid Amerika, om zich daarna drie weken lang niet meer te verplaatsen. Daardoor werd ook een stukje bewoonde wereld gedurende langere tijd blootgesteld aan een dosis UV-straling veel hoger dan normaal.
En deze gebeurtenis zag men al dagen van tevoren aankomen. De hoge UV-waarden deden zich bovendien voor boven gewoond gebied - met steden als Ushuaia, Punta Arenas en Rio Gallegos. Reden dus waarom er vorig jaar door de lokale autoriteiten in samenspraak met het KNMI en de lokale onderzoeksinstituten een waarschuwing uitging voor deze extreem hoge UV-waardes.
Echter, tot aan deze gebeurtenis was het eigenlijk onduidelijk wat de kwaliteit van die KNMI-verwachtingen was voor zulke extreme situaties. Dat was nooit in detail onderzocht, ook al omdat er maar weinig bewoonde gebieden zijn op het zuidelijk halfrond waar zich zulke extreme situaties voordoen. Daarom vormde deze bijzondere situatie aanleiding om in meer detail de kwaliteit van satellietwaarnemingen te evalueren. In samenwerking met collega's van zowel Argentijnse als Chileense onderzoeksinstituten analyseerde het KNMI zowel satelliet- als grondwaarnemingen van de dikte van de ozonlaag als de UV-index. De UV-index is een maat voor de hoeveelheid UV-straling die de grond bereikt in geval van een volledig onbewolkte situatie.
Het onderzoek liet zien dat van 11 tot en met 30 november 2009 de ozonkolom boven de zuidelijke punt van Zuid Amerika zeer dun was. Tegelijkertijd werden ook duidelijk hogere UV-index waarden berekend en gemeten. Dit gebied ligt op het zuidelijk halfrond op ongeveer dezelfde breedtegraden als Nederland en heeft dus ook vergelijkbare hoeveelheden UV-straling. Maar gedurende deze periode lag de gemiddelde UV-index in dit gebied boven de 10, met maximum waarden tot boven de 14. Dat zijn waardes die je normaal gesproken verwacht midden in de Sahara in de zomer en die in onze contreien zeker niet voorkomen. Voor Nederland is een UV-index van 7 al veel, en een UV-index van 8 zeldzaam. De analyse van de KNMI-gegevens en de lokale waarnemingen lieten zien dat er een uitstekende overeenkomst was tussen de verwachtingen en waarnemingen.
Met behulp van een recent geïntroduceerde nieuwe 30-jarige reeks van satellietwaarnemingen van ozon en UV - ook door het KNMI ontwikkeld - konden de onderzoekers ook laten zien dat zulke lage ozonwaarden als die in november 2009 zich nog nooit eerder hadden voorgedaan gedurende de afgelopen 30 jaar. Niet boven zuidelijk Zuid Amerika, maar ook niet op andere vergelijkbare zuidelijke breedtegraden. Al met al een bijzondere gebeurtenis.
Dit alles werd opgeschreven in een kort artikel dat gepubliceerd is in het vakblad Geophysical Research Letters. De resultaten van deze studie laten zien dat satellietwaarnemingen een cruciale bijdrage leveren aan het monitoren en voorspellen van de hoeveelheid ozon en UV straling. Dusdanig belangrijk dat de studie door de Amerikaanse Geofysische Unie (AGU) werd uitverkozen tot een “research spotlight”.