De afgelopen dagen was het koud winterweer in Zuidoost Europa, met veel sneeuw in Italië, op de Balkan, Griekenland en in Turkije. Dit leverde veel problemen op: ongelukken op wegen, scholen werden gesloten, minder vluchten, de Bosporus en de Donau werden afgesloten voor het scheepvaartverkeer en op de journaals zijn uitgebreid de beelden van vluchtelingen op het Griekse Lesbos in een pak sneeuw getoond. Vele migranten en daklozen moeten van warm eten en extra kleding voorzien worden. Het KNMI biedt hier een eerste analyse van de meteorologische kant: wat is er gebeurd, hoe zeldzaam was dat en hoe hangt dit samen met de opwarming van de aarde?
De temperaturen zijn niet alleen heel laag, de koude houdt ook lang aan. In Servië liggen de maximumtemperaturen nu al vijf dagen rond de -10 ºC en minimumtemperaturen rond de -15 ºC. De verwachting is dat het vanaf vandaag (12 januari) minder koud wordt.
De ergste koude is op de Balkan, vooral in Montenegro, Servië, de Republiek Macedonië en Bulgarije, met temperaturen van meer dan 12 ºC onder normaal gemiddeld over de afgelopen vijf dagen. Daaromheen was het ook koud in oostelijk Italië, Griekenland, westelijk Turkije en Roemenië met temperaturen die 5 ºC tot 10 ºC kouder zijn dan normaal in januari.
De weersituatie die aanleiding gaf tot de koudegolf was een zich ontwikkelend hogedrukgebied boven west Europa. Al op 1 januari 2017 is dit hoog zichtbaar op de weerkaarten, alhoewel dan nog te ver westwaarts om invloed te hebben op de Balkan. Geleidelijk verplaatst dit hoog zich echter oostwaarts, waardoor koude lucht uit Siberië nu wel de Balkan kan bereiken. Sneeuwbuien ontstaan gemakkelijk boven het relatief warme water van de Middellandse Zee als een compact lagedrukgebied zich tussen 5 en 8 januari ontwikkelt in de regio. In de loop van de volgende dagen neemt het hoog duidelijk in kracht af en trekt verder oostwaarts. Het laag blijft echter in de regio waardoor meer sneeuw in het gebied valt. Op 12 januari is van het oorspronkelijk hoog weinig meer over. Daarmee stagneert althans tijdelijk de aanvoer van voor deze regio extreem koude lucht.
De temperatuur van de afgelopen dagen op de Balkan was erg laag, maar het was geen geen record. De laagste daggemiddelde temperatuur over Servië lag rond de -15.6 ºC op 7 januari. Sinds 1950 waren er koudere dagen in de winters van 1953/54, 1955/56, 1962/63 en 2011/12. De laagste temperatuur in deze reeks werd gemeten op 24 januari 1963, met een waarde van -19.7 ºC. (Uit andere datasets blijkt dat de winters van 1928/29 en 1941/42 nog koudere dagen hadden.) Een temperatuur zoals de afgelopen dagen of lager komt dus ongeveer eens in de 35 jaar voor, met onzekerheidsmarges van 10-500 jaar.
Ook de langere periode van kou is niet heel zeldzaam. De laagste 5-daags gemiddelde temperatuur van de afgelopen dagen in Servië is gemeten van 7–11 januari, met een waarde van -12.8 ºC. Nog lagere 5-daags gemiddelde waarden zijn sinds 1950 gemeten in de winters van 1953/54, 1955/56 en 1962/63, en daarvoor ook weer in 1928/29 en 1941/42. Dit is dus ongeveer even zeldzaam als de laagste temperatuur.
In het noorden van het gebied en in de bergen is sneeuw heel gewoon. In Belgrado ligt elk jaar wel sneeuw, hoewel de hoeveelheid sinds 1950 duidelijk afneemt. Aan de kusten is sneeuw veel zeldzamer, Dubrovnik heeft om de paar jaar een dag met een paar cm sneeuw op de grond, ook dat is de laatste tijd zeldzamer geworden. Ook de Griekse eilanden krijgen om de paar jaar wat sneeuw.
De waarnemingen laten geen significante trend naar koudere of warmere dagen zien. Een analyse van de trend tussen 1950 en nu in daggemiddelde lage temperaturen in Servië laat een afname van een factor 2 in koude dagen zien, maar deze afname is niet significant: de ratio tussen nu en 1950 ligt tussen nul en drie. Hiermee ligt de trend in temperatuur tussen de -1.7 en 4.0 graden in de afgelopen 65 jaar. Dit komt overeen met een trend van tussen de -1.7 en 3.8 keer de wereldgemiddelde temperatuur. De conclusie voor de 5-daagse gemiddelden wijkt hier nauwelijks van af.
We hebben ook gekeken naar de klimaatmodellen die gebruikt zijn voor het vijfde IPCC rapport van 2013. Deze berekenen voor de periode tot nu een stijging van de koudste dag van de winter van ongeveer 2 ºC. Dit is volledig in lijn met de waarnemingen in dit gebied. Dit gebied ligt op de overgang van een hele sterke opwarming in Rusland en veel minder rond de Middellandse Zee.
Aan de oostzijde van een langzaam oostwaarts over Europa trekkend hogedrukgebied stroomde Siberische lucht naar de Balkan. Vooral in Montenegro, Servië, de republiek Macedonië en Bulgarije werd het veel kouder dan normaal, maar ook in omringende landen zoals Italië, Griekenland, Turkije en Roemenië was het tot 10 graden kouder dan normaal in januari. Bovendien viel op veel plaatsen veel sneeuw.
Dit soort koudegolven komt hier vaker voor. De herhalingstijd is ongeveer 35 jaar, dat wil zeggen dat er elk jaar een kans van 3% is op zo'n koudegolf. De temperatuur van de koudegolven is sinds 1950 wat toegenomen. Door de grilligheid van het weer is de toename niet significant, maar klimaatmodellen laten hetzelfde zien. Zonder klimaatverandering zou het nog een paar graden kouder geweest zijn.