Op land hebben we twee soorten stations die het weer meten: automatische weerstations en neerslagstations. Met automatische weerstations bedoelen we de 48 weerstations in Nederland, waarvan 34 op land en 14 op zee. Bij neerslagstations gaat het om de circa 322 stations verspreid over het land. Hier wordt dagelijks de neerslag gemeten door onze vrijwillige waarnemers. We hebben ook twee neerslagradars, maar die meten geen direct gevallen neerslag maar neerslagintensiteit.
Vanwege de centrale ligging wordt De Bilt als representatief gezien voor gemiddeld Nederland. Voor de landelijk gemiddelde temperatuur gebruiken we dus De Bilt. Bij zonnestraling, neerslag en neerslagtekort (globale straling en verdamping) zijn de ruimtelijke verschillen groter en gebruiken we meer stations voor de landelijke waarde.
Het KNMI bevindt zich sinds 1897 in De Bilt. De Bilt wordt vanwege de centrale ligging als representatief gezien voor gemiddeld Nederland. Het is voldoende ver van de kust om geen volledig zeeklimaat te hebben en ook voldoende ver ten opzichte van het oosten en zuidoosten om niet vooral landklimaat te ervaren.
Bij neerslag zijn de ruimtelijke verschillen groter en gebruiken we meer stations voor de landelijke waarde. Neerslag wordt berekend op basis van 13 neerslagstations verspreid over het land, de zogenoemde P13: De Bilt, De Kooy (t/m 1971: Den Helder), Groningen, Heerde, Hoofddorp, Hoorn, Kerkwerve, Oudenbosch, Roermond, Ter Apel, West-Terschelling, Westdorpe (t/m 1995 Axel) en Winterswijk.
Bij zonnestraling en neerslagtekort (globale straling en verdamping) zijn de ruimtelijke verschillen groter en gebruiken we meer stations voor de landelijke waarde. Bijvoorbeeld zonnestraling wordt berekend op basis van 5 automatische weerstations verspreid over het land, de zogenoemde LH5: Eelde, De Bilt, Vlissingen, Maastricht en De Kooy.
Variabelen | Meetstations |
Temperatuur | De Bilt |
Neerslag | Alle automatische weerstations op land* |
Zonneschijnduur | LH5 |
*Deze overzichten verschijnen de laatste werkdag van de maand. Dan zijn de gevalideerde data van de neerslagstations (P13) nog niet beschikbaar.
Variabelen | Meetstations |
Temperatuur | LH5 |
Neerslag | P13 |
Zonneschijnduur | LH5 |
Globale straling en verdamping | LH5 |
Neerslagtekort | P13 (neerslag) en de automatische weerstations nabij neerslagstations (verdamping) |
*In het klimaatdashboard worden naast de landelijke waarden ook waarden voor aantal stations gegeven.
Onze metingen gaan terug tot 1901, toen begon het KNMI met het meten in De Bilt van de temperatuur, zonneschijnduur en relatieve vochtigheid. Daar kwamen later andere variabelen en meetstations bij. Als betrouwbare reeksen houden we het volgende aan:
Variabelen | Begin van de metingen |
Temperatuur | 1901 (De Bilt), 1906 (LH5 |
Neerslag | 1906 |
Zonneschijnduur | 1909 |
Globale straling en verdamping | 1965 |
Neerslagtekort | P13 (neerslag) en de automatische weerstations nabij neerslagstations (verdamping)* |
*Vanaf 2000 berekenen we het landelijke neerslagtekort uit de neerslag in P13 neerslagstations en de verdamping in de automatische weerstations die het dichtst bij die neerslagstations liggen, waarbij de verdamping uit de globale straling wordt berekend. In de laatste decennia van de vorige eeuw werd geleidelijk in steeds meer automatische weerstations de globale straling gemeten. In principe hadden we elke keer als er een stralingsmeter bij kwam de methode voor het landelijk neerslagtekort kunnen aanpassen, maar dan had je vele kleine inhomogeniteiten (kunstmatige breuken) in de reeks gehad. Er is voor gekozen alle veranderingen tezamen op één moment in de methode door te voeren: vanaf 2001, toen in alle stations de globale straling werd gemeten.