De wind is de belangrijkste drijvende kracht voor de circulatie aan het oppervlak, maar beïnvloedt alleen de bovenste duizend meter van de oceaan rechtstreeks. Als gevolg van de grote warmtecapaciteit van (oceaan-)water hebben de stromingen en veranderingen daarin een belangrijk effect op ons klimaat.
Figuur 1 is een schets van de windgedreven oppervlaktecirculatie in de oceaan. Kenmerkend voor deze circulatie zijn de reusachtige wervelstructuren over de hele breedte van de oceaan, die op zowel het noordelijk als het zuidelijk halfrond te vinden zijn. Deze reuzenwervels, de gyres, zijn asymmetrisch in oost-west richting. Langs de continenten aan de westkant van het oceaanbekken zijn geconcentreerde grenslaagstromingen te vinden. Wanneer twee zulke grenslaagstromingen elkaar ontmoeten buigen ze samen af naar het oosten, en vormen intense oostwaartse stromingen tussen twee gyres in (jetstromen of mid-ocean jets). Voorbeelden hiervan zijn de Golf Stroom in de Noord-Atlantische Oceaan, de Kuroshio in de Stille Oceaan bji Japan en de Agulhas Stroom bij Zuid-Arika. Typische snelheden in deze jetstromen zijn in de orde van 1 m/s, veel sneller dan in het centrum van de gyres (~0.01 m/s). Het bestaan van grootschalige gyres is een gevolg van het ruimtelijke patroon van de passaatwinden aan het zeeoppervlak. De westelijk versterking van de gyres blijkt een gevolg van de aanwezigheid van continenten die het oceaanbekken omsluiten.
De oceaancirculatie vertoont grote variaties op diverse tijd- en ruimtelijke schalen, en Figuur 1 schetst dus een te simpel beeld van de stromingen aan het zeeoppervlak. De aanwezigheid van deze variaties, aangeduid met de algemene term eddies (wervels), heeft een significant effect op de gemiddelde circulatie. Eddies zijn bovendien van groot belang voor het warmtetransport in de oceaan, voor menging en voor het energieverlies door wrijving. Variaties in de oppervlaktecirculatie kunnen verschillende oorzaken hebben:
Interne variabiliteit is een gevolg van het feit dat de gemiddelde circulatie instabiel is. Dit betekent dat oneindig kleine verstoringen kunnen aangroeien tot grotere, niet-stationaire eddies. Deze verstoringen destabiliseren de stroming, en maken hem tijdsafhankelijk en variabel. Dergelijke eddies zijn goed zichtbaar in satellietbeelden van de oppervlaktetemperatuur (Figuur 2 en 3). Ze hebben een doorsnede van 50 tot 200 km en een levensduur van enkele maanden tot jaren.