In een op 12 mei 2011 verschenen rapport van de Arctische Raad wordt gesteld dat in het jaar 2100 de mondiale zeespiegel met 0.9 tot 1.6 meter kan zijn gestegen. Dit is beduidend hoger dan de schattingen gepresenteerd in het 4e Assessment Report van het IPCC en in het rapport van de Deltacommissie (commissie Veerman). De verwachting is niet gebaseerd op nieuw werk maar is terug te voeren op een artikel uit 2008. Bij de bovengrens van de daarin gepubliceerde stijging voor het zeeniveau in de loop van deze eeuw zijn kanttekeningen te plaatsen.
Op donderdag 12 mei is het rapport “Snow Water Ice and Permafrost in the Arctic” (SWIPA) aangeboden aan de Arctische Raad (een samenwerkingsverband tussen de landen rondom de Noordelijke IJszee) tijdens een bijeenkomst in Nuuk op Groenland. Het rapport is geschreven door het wetenschappelijke adviesorgaan van deze raad, als onderdeel van het Arctic Monitoring and Assessment Programme (AMAP). De Executive Summary van het rapport was al vrijgegeven op 4 mei. Een eerdere versie van het hoofdstuk over Groenland was al in 2009 gepresenteerd tijdens de klimaatconferentie in Kopenhagen (COP15).
Het hoofddoel van het gehele SWIPA rapport is het in kaart brengen van de veranderingen die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden in het Arctisch gebied. Het bevat uitgebreide hoofdstukken over veranderingen in het zeeijs in de Noordelijke IJszee, sneeuw en permafrost, en het waargenomen massaverlies van de Groenlandse ijskap en gletsjers in de regio over de laatste jaren. In één van de laatste samenvattende hoofdstukken wordt ingegaan op de gevolgen van deze veranderingen voor de stijging van het mondiale zeeniveau.
Hierin wordt gesteld dat in 2100 het gemiddelde zeeniveau met 0.9 tot 1.6 meter gestegen kan zijn, en dat het smelten van ijs in het Arctisch gebied daar een belangrijke bijdrage aan zal leveren, met de nuancering dat de totale stijging van het zeeniveau niet met grote zekerheid kan worden voorspeld. De stijging wordt voor een groot deel toegeschreven aan veranderingen in de dynamica van ijskappen en gletsjers (zowel Groenland als Antarctica).
Over de afgelopen jaren is een duidelijke afname van de massa van Groenland en Antarctica waargenomen. Dit komt gedeeltelijk door extra afsmelten aan de bovenkant en gedeeltelijk door een toegenomen afvoer van ijs op enkele specifieke locaties.
Op dit moment zijn er geen computermodellen voor handen die de toegenomen afvoer van ijs goed kunnen reproduceren en een betrouwbare verwachting voor het toekomstige ijsverlies kunnen berekenen. Dit probleem wordt al enige tijd onderkend (onder andere in IPCC AR4), en in scenario’s voor zeespiegelstijging wordt de dynamische bijdrage van het landijs geschat aan de hand van recente waarnemingen en/of op basis van de (soms beperkte) kennis over de processen die hiervoor verantwoordelijk worden geacht.
In IPCC AR4 is bijvoorbeeld een schatting van 0.18-0.59 m gepubliceerd, met de toevoeging dat de bijdrage van veranderende ijsdynamica nog 0.1 tot 0.2 m extra zeespiegelstijging kan veroorzaken in de loop van deze eeuw. De meeste studies over zeespiegelstijging, waaronder het SWIPA rapport en het rapport van de Deltacommissie, verschillen dan ook van het AR4 in de schatting van bijdrage van de ijsdynamica
Het scenario voor zeespiegelstijging in het SWIPA rapport is niet gebaseerd op nieuw onderzoek maar op eerder in de literatuur gepresenteerde, extreme schattingen van de bijdrage van de ijsdynamica, en in het bijzonder op een artikel van Pfeffer en co-auteurs (Science, september 2008). In die studie is bekeken hoe veel het zeeniveau maximaal zou kunnen stijgen wanneer minder extreme en zeer extreme veranderingen in de ijsdynamica worden meegenomen. De twee gepresenteerde scenario’s resulteren in een zeespiegelstijging van 0.8 tot 2.0 m in het jaar 2100. De auteurs van het SWIPA rapport stellen, zonder verdere uitleg, dat ze een bandbreedte van 0.9 tot 1.6 m meer waarschijnlijk achten (p.475).
De ondergrens van 0.8 m uit het artikel van Peffer en co-auteurs hoort bij een scenario waarin wordt aangenomen dat het massaverlies van de ijskappen en gletsjers blijft versnellen volgens de huidige waarnemingen. De bovengrens van 2.0 m kan alleen worden bereikt wanneer de omstandigheden binnen 10 jaar veranderen naar een toestand met extreem grote massaverliezen als gevolg van de veranderende ijsdynamica, en dat deze omstandigheden gedurende de rest van de eeuw niet meer veranderen. Het scenario vereist bijvoorbeeld een vertienvoudiging van de stroomsnelheid van de gletsjers op Groenland – iets wat nog nergens is waargenomen, ook niet voor kortere tijd.
Een genuanceerdere schatting wordt verkregen door eerst de processen te bestuderen die het recent waargenomen versnelde massaverlies kunnen verklaren, en dan op basis van fysische argumenten aannames te maken over het verloop van deze processen in de toekomst, en de bijbehorende gevolgen voor het zeeniveau. Het uiteindelijke resultaat blijft echter voorlopig een onzekere schatting van de maximale stijging van het zeeniveau in deze eeuw, door hiaten in onze kennis over het gedrag van ijskappen en het ontbreken van geschikte computermodellen voor het berekenen van de toekomstige ijsbijdragen.