Zo’n situatie is vaker voorgekomen. In januari 1974, februari 1954 en januari 1918 vielen hier vergelijkbare hoeveelheden regen. In deze drie jaren vielen deze gebeurtenissen samen met La Niña, een afkoeling van het zeewater langs de evenaar op de Stille Oceaan. Er is geen trend in de gemiddelde of extreme neerslag in dit gebied. Klimaatmodellen voorspellen voor dit deel van de wereld ook geen grotere kans op meer neerslag in de toekomst.
Het noordelijke deel van Queensland heeft een tropisch klimaat met een half jaar lang droogte en de andere helft van het jaar juist veel regen. De natste maanden zijn december, januari en februari. In deze maanden valt daar 300 mm per maand. In december 2010 kwam dit regengebied veel verder naar het zuiden dan normaal. Gebieden waar in die maand normaal 100 mm per valt, kregen nu ook die tropische 300 mm. Dat is drie keer de normale maandsom. Het merendeel van de regen viel ook nog eens in de tweede helft van de maand, zodat de overlast enorm was. In december is in dit gebied nog nooit zo veel regen gemeten, maar de regenhoeveelheden waren in januari 1974, februari 1954 en januari 1918 nog hoger.
In veel gebieden in zuidelijk Queensland viel in december 2010 drie tot vier keer de normale hoeveelheid regen (de donkerblauwe en paarse gebieden in Figuur 2 links). Dit was daar ook de hoogste hoeveelheid ooit gemeten in december (donkerblauwe gebieden in Figuur 2 rechts).
De hoeveelheid regen in Queensland hangt van juli tot en met januari samen met El Niño en zijn tegenhanger, La Niña. El Niño is een opwarming van de zeewatertemperatuur langs de evenaar op de Stille Oceaan die eens in de drie tot zeven jaar voorkomt. De piek ligt meestal rond Kerstmis, vandaar de naam `het (Kerst)jongetje'. Tussendoor kan het er ook koeler dan normaal zijn, dit wordt La Niña (het meisje) genoemd. El Niño en La Niña zijn tot een half jaar vooruit goed voorspelbaar. Ze beïnvloeden ook het gemiddelde weer in grote delen van de wereld. De voorspelbaarheid van El Niño en La Niña betekent dus ook dat in die gebieden het gemiddelde weer een aantal maanden vooruit te voorspellen is.
Gemiddeld is het in zuidelijk Queensland bij El Niño in de periode juli-januari droger, en bij La Niña natter. Ook de hevigste regen komt vaak, maar niet altijd, bij La Niña voor: de hevige regens in december en januari traden op gedurende La Niña, maar in februari 1954 was dit niet het geval. In de maand februari is de invloed van La Niña afwezig. Omgekeerd leidt La Niña lang niet altijd tot hevige regenval; er zijn ook veel andere invloeden.
In het najaar van 2010 was er een voor de tijd van het jaar ongekend sterke La Niña, die in december maar weinig minder werd. Dit is een van de factoren waardoor er in december veel meer regen is gevallen dan gewoonlijk. Ook in januari blijft de kans op zware regen nog groot
Over de afgelopen eeuw is de gemiddelde neerslag in zuidelijk Queensland niet veranderd (figuur 3, links). Ook extremen kwamen vroeger en nu ongeveer even veel voor. De waarnemingen bieden dus geen aanwijzingen dat dit soort gebeurtenissen tegenwoordig vaker voorkomen dan vroeger.
Klimaatmodellen die gebruikt worden voor het maken van klimaatscenario's voorspellen gemiddeld geen toename van de gemiddelde neerslag in dit deel van Australië (figuur 3, rechts). Ook maandgemiddelde extremen komen in deze modellen in 2100 niet vaker voor dan nu. Er is dus noch uit de waarnemingen noch uit de modellen aanleiding om de hevige regenval van december 2010 in verband te brengen met de opwarming van de aarde.
Neerslaghoeveelheden zoals in december 2010 komen in dit deel van Australië eens in de 30 tot 50 jaar voor. Tot nu toe zijn deze extremen echter altijd later in de regentijd opgetreden, in januari of februari.
Deze extremen vallen in zoverre ze in december of januari voorkomen meestal samen met La Niña, een voorspelbare afkoeling van het zeewater langs de evenaar in de Stille Oceaan die het weer in grote delen van de wereld verstoort. Ook in december 2010 was er een sterke La Niña, die ook in januari nog invloed op het weer daar zal hebben.
Er is over de afgelopen eeuw geen trend waarneembaar in de gemiddelde neerslag of de extremen, en klimaatmodellen geven ook geen aanwijzingen dat er in de toekomst een trend naar meer extreme neerslag in december zou kunnen ontstaan.
Met dank aan Harry Geurts en Geert Lenderink.