De impact van klimaatscenario’s op de warmte- en koudevraag voor de gebouwde omgeving

In de gebouwmodel-sector wordt het binnenklimaat berekend dat - naast de eigenschappen van
het gebouw - afhankelijk is van het buitenklimaat (’het weer’). Voor een realistische simulatie
van het binnenklimaat is dus een realistisch buitenklimaat nodig. Hiervoor wordt vaak een tijd-
reeks gebruikt die bestaat uit uurlijkse waarden van de benodigde meteorologische variabelen:
temperatuur, straling, wind, vochtigheid en luchtdruk. Momenteel wordt hiervoor meestal het
NEN5060-klimaatjaar gebruikt. Dit klimaatjaar is echter geconstrueerd met historische gege-
vens. Daarmee zijn alle analyses en berekeningen gebaseerd op het weer en klimaat van het
verleden. Omdat het klimaat verandert is de huidige norm niet geschikt voor het maken van
beleid voor de toekomst.
In de sector bestaat daarom behoefte aan reeksen met uurlijkse meteorologische gegevens die
aan drie belangrijke voorwaarden voldoen: 1) Het zijn reeksen die de uur-op-uur en de dag-op-
dag veranderingen in het weer realistisch en consistent beschrijven. 2) De reeksen omvatten elk
één volledig jaar, zodat enerzijds alle seizoenen zijn meegenomen, maar anderzijds de rekentijd
beperkt blijft. 3) De meest extreme situatie in een reeks beschrijft een vantevoren gedefiniëerd
criterium dat hoort bij het gerepresenteerde klimaat.
Ligtenberg (2023) beschrijft het vooronderzoek dat is uitgevoerd om de randvoorwaarden
van voornamelijk het bovengenoemde 3e punt zo scherp mogelijk vast te stellen. Dit is gedaan
door interviews met professionele gebruikers en door middel van een workshop.
In dit rapport wordt beschreven hoe de klimaatjaren zijn afgeleid, waarin deze verschillen
van het NEN5060-klimaatjaar, voor welke klimaatscenario’s er klimaatjaren beschikbaar zijn,
en waar deze te downloaden zijn.
Daarmee zijn klimaatjaren beschikbaar gekomen voor verschillende toekomstscenario’s, spe-
ciaal afgestemd op de wensen van de bouwsector, zodat ook naar toekomstig binnenklimaat
gekeken kan worden. Dit zal bijdragen aan een verbeterd inzicht bij nieuwbouw en renovatie en
geeft duidelijkere randvoorwaarden voor de energietransitie.