Amsterdam Airport Schiphol en Luchtverkeersleiding Nederland dienen voorafgaand aan ieder gebruiksjaar aan te geven met welke frequenties de banen gebruikt gaan worden. Hierbij wordt rekening gehouden met variaties in het te verwachten weer: de zogenaamde meteomarge.
De meteomarge is ontwikkeld met als uitgangspunt een overschrijdingskans van 20%, wat vertaald is naar gemiddeld 1 overschrijding van een individueel baangebruik per 5 jaar, afzonderlijk voor start- en landingsbanen. De meteomarge zoals die momenteel gehanteerd wordt, bedraagt voor het S4S2 banenstelsel gemiddeld circa 20%. Dit betekent dat in de aanwijzingszone met circa 120% verkeer wordt gerekend in plaats van met 100%.
Deze huidige meteomarge is vanaf 1990 relatief vaak overschreden, veel meer dan op grond van het uitgangspunt verwacht mocht worden. Een evaluatie van de meteomarge was daarom noodzakelijk.
Het evaluatieonderzoek door het KNMI geeft de volgende aanbevelingen en conclusies:
• Een nieuwe berekeningsmethodiek voor de meteomarge is noodzakelijk. Deze conclusie is in overeenstemming met de door de Nederlandse luchtvaartsector geconstateerde noodzaak tot aanpassing van de huidige methodiek (rapport ONL PTG1-113). Een voorstel voor een nieuwe methodiek wordt in dit KNMI-rapport gepresenteerd. De meteomarge gebaseerd op de voorgestelde methodiek bedraagt gemiddeld circa 30%.
• De meteomarge dient gebaseerd te zijn op de periode 1990-2000. In het uitgevoerde onderzoek is duidelijk gebleken dat de periode 1990-2000 aantoonbaar afwijkend aan het weer gerelateerd baangebruik kent met meer overschrijdingen ten opzichte van de periode(n) daarvoor.
• Een jaarlijkse evaluatie van de meteorologische ontwikkelingen en de daaraan gerelateerde meteomarge is noodzakelijk.
A. Smits. Klimaat voor Amsterdam Airport Schiphol
KNMI number: TR-238, Year: 2001, Pages: 23