Mensen met hooikoorts hebben last van stuifmeel (pollen) in de lucht. De verschijnselen komen het meeste voor in het voorjaar, met name in mei en juni.
Hooikoortsverschijnselen, zoals niezen, een jeukend gehemelte, tranende of jeukende ogen en soms lichte benauwdheid, komen voort uit het inademen van stuifmeel (pollen). Vooral stuifmeel afkomstig van grassen levert vaak problemen op.
Hoe hoger de concentratie stuifmeel, ook wel pollen genaamd, hoe meer klachten. De meeste mensen zijn allergisch voor gras dat bloeit tussen mei en augustus. Ook stuifmeel van de berk en de els kunnen voor problemen zorgen. Ongeveer 5 procent van de Nederlanders heeft gedurende een periode van een aantal jaren lichte tot ernstige hooikoortsklachten.
De stuifmeelproduktie van bloemen vindt plaats op zonnige, droge en warme dagen, voornamelijk in de ochtend. Op natte dagen met regen, mist of dauw is de hoeveelheid stuifmeel heel gering. Wind kan stuifmeel verspreiden. De aanvoerrichting van de lucht is daarom van groot belang voor mensen met hooikoorts.
Lucht die een lange weg over land heeft afgelegd, bevat meestal meer stuifmeel dan lucht vanuit zee. Daardoor is de stuifmeelconcentratie bij wind uit oostelijke richting het hoogst. Komt de wind uit het westen, dan heeft deze verder landinwaarts ook een lange weg over land afgelegd. De ernst van hooikoortsklachten tussen kustbewoners en verder landinwaarts wonende mensen kan verschillen.
Ook verticale bewegingen in de lucht zijn van belang voor de verspreiding van stuifmeel. Bij een sterke opwaartse stroming kunnen de stuifmeelkorrels tot een paar kilometer hoogte komen. De concentratie bij het aardoppervlak is dan iets minder groot.
Het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en de website Pollennieuws bieden een vijfdaagse verwachting van de hooikoortsbelasting gebaseerd op gegevens van het KNMI, actuele meldingen en historische gegevens. Ook is er de Klarify app met informatie over pollen.