In het vroege voorjaar van 1987 werd het noorden van ons land getroffen door een ijzelramp zoals ons land in eeuwen niet had meegemaakt.
Met name het zuidwesten van Groningen, Oost-Friesland en Drenthe kregen op 2 maart 1987 in 18 uur zo'n 25 tot 35 millimeter regen bij temperaturen aanhoudend onder nul en veel wind.
Wegen waren onbegaanbaar en de ravage onder het bomenbestand was enorm. Verschillende hoogspanningskabels begaven het waardoor veel stroomstoringen optraden. Ook in de dierenwereld speelden zich dramatische taferelen af. Dieren werden in hun slaap overvallen door de ijzel en veranderden in ijsklompen. Veel dieren vonden de dood, ook omdat het voedsel lange tijd onbereikbaar voor ze was.
Na de ijzelramp in 1987 bleef het tot halverwege de maand 5 tot 10 graden vriezen, heel uitzonderlijk voor maart. IJzel treedt op als zachte lucht de vorst verdringt. Meestal gaat dat snel en duurt de overlast maar kort. Soms stagneert de scheidingslijn en blijven we last houden van de ijzel. Zo bleef het begin 1996 in een deel van het land meer dan een week lang glad met herhaaldelijk ijzel.
Eén van de ergste ijzelsituaties in de geschiedenis kreeg Nederland in 1966. Vooral delen van Friesland en Groningen hadden vanaf 7 februari dat jaar een week te kampen met ijzel en sneeuw. Daarna stak er een storm uit noordoost op. Langs de stationaire scheidingslijn tussen vrieslucht en zacht weer passeerde de ene storing na de andere met steeds wind en neerslag.
Een strook van 30 kilometer breedte over het midden van Friesland kreeg circa 25 millimeter regen bij temperaturen onder nul. Door diverse draadbreuken viel de stroom uit, waardoor veel woningen in het donker en in de kou zaten. De sneeuwstorm isoleerde veel dorpen in Friesland en Groningen van de buitenwereld. Vervolgens kreeg ook de rest van het land te maken met sneeuw en ijzel. Na enkele koude nachten tot 22 graden vorst in Groningen, viel uiteindelijk op 19 februari 1966 de dooi in.
Een historische ijzelsituatie deed zich voor in de week voor Kerst in december 1664. Zeker 5 dagen achtereen lag ons land onder een dikke laag ijs die vooral in de natuur enorme schade aanrichtte. Straten waren niet te gebruiken en lagen vol met afgescheurde takken en zelfs met ontwortelde bomen. Het gebied met ijzel was zeer omvangrijk en strekte zich uit tot het vasteland van Denemarken.