Het brongebied van polaire lucht ligt, anders dan de naam doet vermoeden, niet in het centrum van de poolstreken. Polaire lucht vindt zijn oorsprong in de gematigde breedten, ongeveer tussen de 40e breedtegraad en de poolcirkel op ongeveer 60 graden noorder- en zuiderbreedte.
Er zijn twee soorten polaire lucht. Maritiem polaire lucht wordt over de Atlantische Oceaan aangevoerd. Continentaal polaire lucht komt uit het continentale Rusland en Siberië. Deze laatste poollucht is droog, in de winter koud of zeer koud met vorst en in de zomer warm. Door de lage vochtigheidsgraad is er dan vaak weinig bewolking, maar 's winters kan in deze lucht bij voortdurende afkoeling wel hardnekkige lage bewolking ontstaan. Het zicht is door de geringe vochtigheid in de regel goed.
De maritieme lucht is vanaf zee veel vochtiger en wordt aangevoerd in een vrij brede westelijke stroming. Aangevoerde lagedrukgebieden kunnen de wind zowel in richting als kracht flink laten variëren. Komt de lucht uit het zeegebied ten noordwesten van ons land, dan is de temperatuur meestal normaal of wat lager. Er kunnen zich dan gemakkelijk buien ontwikkelen. In de koude tijd van het jaar kunnen de buien vergezeld gaan van natte sneeuw. Door storingen die in de stroming meetrekken kan de buienactiviteit soms tijdelijk toenemen.
Westelijke poollucht uit een gebied zuidelijker op de Atlantische Oceaan, zoals vanuit de Azoren, levert tamelijk zachte of zwoele wind op. Het weer is in deze luchtsoort nogal wisselvallig. Maritiem polaire lucht komt in ons land het vaakst voor, ongeveer 60 procent van de tijd. De aangevoerde lucht en de veranderingen in vocht en temperatuur die lucht gaandeweg ondervindt, zijn bepalend voor het weer.
Luchtsoorten worden benoemd naar het gebied waarvan ze afkomstig zijn, het brongebied. Dat is een ontstaansgebied van een luchtsoort van minstens enkele honderden kilometers, waarin de lucht ongeveer dezelfde eigenschappen (met name in temperatuur en vochtigheid) heeft en lang genoeg verblijft om die eigenschappen aan te nemen. Als de lucht warmer is dan de oppervlakte waarover ze stroomt, wordt ze warme massa genoemd. Is deze kouder, dan noemen we het koude massa.