De weerkundigen profiteren al meer dan een halve eeuw van weersatellieten. Het tijdperk van de weersatelliet begon op 1 april 1960 met de lancering van de Tiros.
De Tiros was de eerste van een serie satellieten speciaal voor weerkundige doeleinden. Een jaar eerder was het de Amerikanen gelukt vanuit de Explorer 6 met een camera vanuit de ruimte een gebied op aarde te fotograferen.
De eerste vijf jaar werden er tien van dit type gelanceerd die telkens iets beter werden en het langer volhielden. De Tiros I hield er al na 78 dagen mee op. De latere Tiros satellieten hadden een levensduur van één tot twee jaar. De Tiros zag er uit als een koektrommel met een doorsnede van 1 meter en een hoogte van 30 centimeter.
De kunstmaan was uitgerust met camera’s en apparatuur om de satelliet in bedrijf te houden. De Tiros 1 beschreef een cirkelvormige baan rond de aarde van Kaapstad over Amsterdam. Onder de draaiende aarde kwam steeds een ander beeld in het vizier van de camera.
De wolkenbeelden lieten nog weinig zien, maar iedereen was gelijk overtuigd van de gouden toekomst van de satellietmeteorologie. Het KNMI plaatste eind jaren zestig een ontvangstantenne in De Bilt voor gebruik van satellietbeelden in de weerkamer. De eerste satellieten kwamen maar een keer per dag over en kwamen niet over de poolgebieden.
Tegenwoordig cirkelen zoveel satellieten rond de aarde dat ze elk gebied iedere vijf minuten in beeld brengen. Zo kan op televisie en internet een film van beelden worden getoond. De beelden bevatten aanzienlijk meer gegevens en ook veel meer details dan vroeger. Niet alleen weerinformatie maar ook vulkaanactiviteit, luchtverontreiniging, olievlekken, bosbranden, overstromingen en grondgebruik.
Op meteorologisch gebied bieden satellietbeelden een scala aan gegevens, zoals temperatuur en vocht in de lucht, boven land en zee, wind- en windrichting, zeestromingen en golven.
De toekomst van weersatellieten is veelbelovend zowel voor het weer als voor klimaatonderzoek.