Als de kern van het hogedrukgebied boven de Noordzee of het zuiden van Scandinavië ligt, dan waait bij ons de wind uit oostelijke richtingen. Het is dan zonnig, droog en warm. Ligt het hogedrukgebied boven het vasteland van Europa, dan wordt de lucht vanuit het zuidoosten aangevoerd. In de meer verontreinigde lucht, die dan wordt aangevoerd, kan het zeer warm worden met kans op smogvorming.
In de loop van de warme periode nemen de onweerskansen toe. Vaak is dit een korte onderbreking van het zomerweer, waarbij het bij naar west draaiende wind wel aanzienlijk koeler kan worden. Zo'n weersomslag, die soms ook geruisloos zonder onweer plaatsvindt, is het eerst aan de kust voelbaar. Door de zeewind is het op de stranden een stuk minder heet dan landinwaarts, waar de koele lucht later doordringt.
In standvastige zomers verschijnt er weer meteen een nieuw hogedrukgebied op de weerkaart. Deze onderdrukt de buienactiviteit en laat de zon terugkeren. Zolang de kern van dat hogedrukgebied bij Ierland of Engeland ligt, waait er bij ons een noordwestelijke wind en is het niet zo warm. Vooral 's avonds merken we aan de sterke afkoeling en de vochtigheid dat we in een over zee aangevoerde luchtsoort zitten.
Wanneer het hogedrukgebied zijn invloed weer uitbreidt in de richting van de Noordzee en het zuiden van Scandinavië draait de wind bij ons naar oostelijke richtingen en gaat de temperatuur opnieuw omhoog. Door drukdalingen boven Frankrijk of verplaatsing van het hogedrukgebied naar Midden-Europa draait de wind weer naar zuidoost tot zuid. Het wordt dan opnieuw warmer en vochtiger met geleidelijk toenemende onweerskansen.
In mooie zomers kan die cyclus geregeld herhalen, waarbij de hitte steeds tijdelijk wordt onderbroken door enkele minder warme dagen.