Aan zee zijn het voorjaar en de zomer vaak zonniger dan het binnenland. Soms schijnt de zon aan de kust in één enkele maand 100 uur langer dan in het binnenland.
Aan zee zijn het voorjaar en de zomer zonniger dan het binnenland. Dat komt door temperatuurverschillen tussen het kustgebied en het binnenland. Langs de kust en in het Waddengebied schijnt de zon in de drie voorjaarsmaanden samen gemiddeld zo'n 100 uur langer dan in oostelijk Nederland. Ook in de drie zomermaanden bedraagt dat verschil gemiddeld ongeveer 100 uur. Onder bepaalde omstandigheden kan de zon aan de kust alleen al in één enkele maand 100 uur langer te zien zijn dan in het binnenland.
Gemiddeld over het hele land neemt het aantal zonuren in de loop van het jaar toe van 68 uur in januari tot 92 uur in februari, 144 uur in maart en 194 uur in april. Dit komt doordat de dagen langer worden en het overheersende weertype verandert gedurende het jaar. Normaal is eind mei, begin juni de zonnigste periode van het jaar. Daarna ontstaan er door de grotere warmte landinwaarts gemakkelijk stapelwolken, waardoor het hartje zomer in het algemeen iets minder zonnig is dan aan het eind van het voorjaar. In het najaar en de winter kan het dagen achtereen grijs zijn. Januari telt normaal (landelijk gemiddeld over het tijdvak 1991-2020) negen zonloze dagen, februari zes, maart vier en mei nog maar één dag zonder zon.
Mei is normaal de zonnigste maand met gemiddeld over het hele land 223 uur zon. Dat is 46 procent van de maximaal mogelijke tijd voor de zonneschijnduur. De maanden juni en juli doen daar met achtereenvolgens 213 en 220 zonuren niet voor onder. In uitzonderlijke periodes in voorjaar of zomer kan de zon wel 300 tot 340 uur in een maand schijnen. Kenmerkend voor het voorjaar zijn periodes waarin de zon dagen achtereen, soms langer dan een week, zeer intensief schijnt.