Met een gemiddelde temperatuur van 6,7 °C ten opzichte van het langjarig gemiddelde van 9,8 °C was april een zeer koude maand. Sinds 1901 zijn er weliswaar 14 aprilmaanden kouder geweest, waarvan april 1917 met 4,2 °C de koudste was, maar vergeleken met de nieuwe normaal (1991-2020) is het uitzonderlijk te noemen. De laatste zeer koude april dateert van 1986 met 6,2 °C.
Het warme einde van maart kende geen voortzetting in april. Aan de oostflank van een hogedrukgebied boven de Atlantische Oceaan werd de stroming noordelijk en al op de eerste dag van de maand stroomde koude lucht het land binnen. In het zuiden werd het nog plaatselijk 20 °C terwijl de temperatuur in het uiterste noorden al niet meer boven de 10 °C uitkwam. In de dagen daarna was het overal fris met maxima van 8 à 9 °C en weinig zon, wel bleef het op de meeste plaatsen droog.
Door het noordwaarts uitbreiden van de hogedruk nabij IJsland, ontstond er een Atlantische blokkade waardoor een krachtige noordelijke stroming van oorsprong arctische (zeer koude) lucht vanuit de poolstreken naar onze omgeving kon transporteren. Het koufront passeerde op 5 april en werd gevolgd door talrijke sneeuw- en hagelbuien, waar in de kustgebieden soms zware windstoten bij voorkwamen. De temperatuur deed nog een stapje terug en op de 6e bleef het kwik steken op circa 5 °C. In de nacht en vroege ochtend koelde het af tot rond het vriespunt waardoor de hagel en sneeuw plaatselijk tijdelijk bleven liggen, met gladheid tot gevolg.
Op 9 april kwamen we tijdelijk in de warme sector van een lagedrukgebied dat langs het hoog af wist te zakken tot boven de Noorse Zee. Met maxima van 12 °C lagen de temperaturen even rond normaal maar na het passeren van het bijbehorende golvende koufront kwamen we op de 10e wederom in de koude lucht. Daarachter trokken er opnieuw winterse buien over het land, plaatselijk met gladheid door winterse neerslag tot gevolg. Doordat het hogedrukgebied zich langzaam richting onze omgeving verplaatste, namen vanaf 12 april de stroming en buienactiviteit af en kwam er steeds meer ruimte voor de zon. Overdag kwam de temperatuur geleidelijk boven de 10 °C, in de nachten vroor het op veel plaatsen licht. In Twente en Eelde daalde de temperatuur tot -3,9 °C op respectievelijk 14 en 16 april.
Met het naar oost draaien van de stroming stroomde er vanaf de 16e duidelijk warmere lucht binnen. Met veel zon werd het in het midden en zuiden 13 tot 15 °C, op de 18e en 20e 16 tot 18 °C. Door de invloed van het nog koude zeewater bleef de temperatuur in het noorden wel flink achter. In de nacht vormde zich plaatselijk (dichte) mist. Op 19 april bracht een zwakke storing meer bewolking en plaatselijk wat regen, waarna een volgend hogedrukgebied zich vanaf de Atlantische Oceaan richting onze omgeving begaf. Dit resulteerde opnieuw in een noordelijke stroming en met 12-15 °C lagen de temperaturen vanaf 22 april wederom beneden normaal. Waar het goed opklaarde vroor het ‘s nachts licht en in Eelde werd in de nacht van 26 april met -4,5 °C de laagste temperatuur van de maand bereikt.
Op 27 en 28 april wist warmere lucht vanaf het Europese continent ons met een oostelijke stroming tijdelijk weer te bereiken. Op de 28e kwam het in het zuidoosten plaatselijk tot een warme dag, met maximumtemperaturen van 20 °C of meer: in Arcen werd met 20,9 °C de hoogste temperatuur van de maand bereikt. Op 29 april trok er een actieve storing langzaam oostwaarts over het midden van het land, waardoor het daar plaatselijk langdurig en hard regende. Aan de achterzijde draaide de wind naar noord(west) en stroomde er opnieuw koude lucht het land binnen, waardoor de temperatuur op veel plaatsen niet boven de 10 graden uitkwam. Ook de laatste dag van de maand was koud, al werd het met wat zon nog circa 12 °C.
April telde in De Bilt opvallend genoeg geen warme en zomerse dagen (met een temperatuur van respectievelijk 20,0 °C en 25,0 °C of meer), normaal is vijf warme dagen waarvan één zomerse dag. Slechts zes stations, in het zuidoosten van het land, registreerden een warme dag. Nog opvallender was het aantal vorstdagen, in De Bilt acht tegen normaal vier. In het noordoosten en oosten waren het er plaatselijk 15 en in Eelde kwam het zelfs tot 18 vorstdagen, een aantal dat in april niet meer is voorgekomen sinds 1929 (19 vorstdagen) en tevens goed is voor een derde plaats.
April kende een normale hoeveelheid neerslag met gemiddeld over het land 41 mm neerslag tegen normaal 40 mm, al leek de maand tot de 29e nog vrij droog te zullen eindigen. Tijdens de eerste vier dagen van de maand en in de periode van 16 tot en met 28 april was het droog, op 19 april na. Op 5, 6 en 7 april vielen er talrijke sneeuw- en hagelbuien die omgerekend circa 15 mm opleverden. Landinwaarts werd het in de nacht en ochtend van 6 en 7 april plaatselijk wit: in het zuidoosten lag er op 7 april kortdurend een sneeuwdek van 2-5 cm, in de Limburgse heuvels zelfs meer dan 10 cm. Ook van 10 tot 12 april vielen er winterse buien waarbij het plaatselijk kortdurend wit werd, de hoeveelheden waren echter aanzienlijk kleiner. In delen van het midden en noordwesten van het land was 29 april de natste dag: daar viel met plaatselijk 30-50 mm regen ongeveer de totale maandelijkse hoeveelheid in één dag. Op 30 april bedroeg het neerslagtekort 42 mm en dat is iets meer dan normaal voor eind april.
Door de overvloedige regen van 29 april was het deze maand het natst in delen van het midden en noordwesten van het land, met op het KNMI-station Lelystad 81 mm, bijna twee keer de normale maandhoeveelheid. Het droogst was het in het Waddengebied met plaatselijk nog geen 20 mm, het droogste KNMI-station was De Kooy met 17 mm. In De Bilt viel 45 mm, iets meer dan het langjarig gemiddelde van 42 mm.
Met gemiddeld over het land 221 uren zon tegen een langjarig gemiddelde van 196 uur was de maand vrij zonnig. Het zonnigst was het langs de kust met in Vlissingen 250 uur zon. Het somberst was het in het (zuid)oosten, met in Twente 197 uur zon. In De Bilt scheen de zon 205 uur tegen 189 uur normaal. Sombere dagen waren er niet, een normale aprilmaand telt er één.
Normaal = het langjarig gemiddelde over het tijdvak 1991-2020
Definitief overzicht, De Bilt, 8 mei 2021 / Yorick de Wijs