Mist zoals in de afgelopen dagen komt nu minder vaak voor dan 60 jaar geleden. Sinds 1960 is het aantal uren per jaar met zicht minder dan 1000 meter gedaald van 500 tot minder dan 200 uur. Reden is dat de lucht veel schoner is geworden. Als de luchtvervuiling blijft afnemen en door klimaatverandering het aantal winterdagen met westenwind toeneemt, zal het aantal mistdagen verder afnemen.
In de Nederlandse winter komt mist zeer regelmatig voor, gemiddeld over het land zijn er vele tientallen mistdagen per jaar. In het noordoosten van het land komen de meeste mistdagen per jaar voor (bijna 100 dagen per jaar), in Zeeland de minste (minder dan 30 dagen per jaar). De Bilt zit er tussen in met iets meer dan 70 mistdagen per jaar (figuur 1). De definitie van een mistdag is dat er op die dag gedurende minstens een uur een zicht van minder dan 1000 meter wordt waargenomen.
Mist bestaat uit een verzameling kleine en grote zwevende druppeltjes. De deeltjes zijn te klein om naar beneden te vallen zoals regendruppels en blijven in de lucht rondzweven totdat de mist optrekt door opwarming van de lucht en de mistdruppeltjes verdampen. Vooral bij rustig en koud weer waarbij er opklaringen zijn in de bovenlucht kan de onderste luchtlaag zeer gemakkelijk afkoelen. Door condensatie van waterdamp in de lucht ontstaan er veel waterdruppeltjes die zo klein zijn dat ze blijven zweven. Hoe meer stofdeeltjes de lucht bevat, hoe makkelijker waterdamp hierop kleine, zwevende waterdruppeltjes vormen.
In de zomer verdwijnt de mist bijna altijd snel na zonsopkomst omdat de zon de lucht opwarmt. In de winter daarentegen kan de mist zeer hardnekkig zijn. Vooral als het een klein beetje blijft waaien kan een mistbank zichzelf blijven voeden. Er wordt dan telkens opnieuw warme en vochtige lucht van bovenaf ingemengd in de koude laag, de mist groeit hierdoor. Uiteindelijk zal de mist optrekken door opwarming of wegtrekken als de wind meer toeneemt. Waar de mist de hele dag blijft hangen blijft de maximum temperatuur (ver) achter ten opzichte van de temperatuur bij de weerstations zonder mist (figuur 2).
Bij een zicht van minder dan 200 meter geeft het KNMI een waarschuwing voor mist uit, vooral als een code geel voor de scheepvaart, vlieg- en wegverkeer. Bij een zicht van minder dan 50 meter spreken we van zeer dichte mist. Bij zeer dichte mist zijn er veel meer kleine mistdruppels dan normaal, meestal komt dit omdat er extra veel condensatiekernen in de lucht aanwezig zijn. Bijvoorbeeld door luchtverontreiniging. Omdat luchtverontreiniging bij dit weertype gevangen blijft in de dunne mistlaag, gaat mistig weer regelmatig samen met een stookalert van het RIVM.
De smogramp in London in de vorige eeuw als gevolg van vooral kolenstook was berucht. In december 1952 leidden enkele dagen van sterk vervuilde mist mogelijk tot 10.000 slachtoffers, vooral door het ontstaan van zwavelzuur in de mist. Ook in Nederland leidde kolenstook vroeger vaker tot een dichte vieze mist dan vandaag de dag. Bij mistig weer zal ook houtstook plaatselijk tot extra overlast leiden voor de omgeving. Ook vuurwerk kan plaatselijk tot zeer dichte vuurwerkmist leiden. Het zicht kan bij gunstige omstandigheden plaatselijk afnemen tot minder dan 10 meter door de grote hoeveelheid beschikbare condensatiekernen. Zo’n muur van mist is erg gevaarlijk voor het verkeer en kan reden zijn voor een code oranje.
Vanuit de metingen van het waarneemnetwerk van het KNMI zien we dat het aantal dagen met mist in Nederland sterk is afgenomen. Ook in grote delen van Europa is het aantal mistdagen de laatste 50 jaar ongeveer gehalveerd. Als het mistig is, is de mist tegenwoordig ook vaak minder dicht. In onze zichtmetingen zien we een duidelijk toename in zicht sinds ongeveer 1985 (figuur 3). Deze toename van het zicht wordt grotendeels toegeschreven aan het steeds schoner worden van de lucht, waardoor er nu veel minder condensatiekernen in de mistlaag aanwezig zijn dan pakweg 35 jaar geleden.
Door verdere milieumaatregelen is de verwachting dat de kans op mist in de toekomst verder zal afnemen. De mate waarin klimaatverandering effect heeft op mist is minder eenduidig. De kans dat mist voorkomt heeft vooral te maken met het type (winter)weer. Een mistdag heeft gemiddeld een hogere luchtdruk en een zwakke oostelijke stroming, Rustig en vrij koud weer met een vochtige luchtlaag geeft veel grotere mistkansen dan winderige dagen of vorstdagen met een droge luchtsoort. Bij een eventuele toename van westenwinden in de winter ten gevolge van klimaatverandering zal het aantal winterse mistdagen ook daardoor in de toekomst verder afnemen. Momenteel doet het KNMI onderzoek naar veranderingen in de circulatiepatronen in de winter in het kader van de volgende generatie klimaatscenario’s.
Een van onze Argo meetboeien - nummer 6901979 - viert deze week zijn tiende verjaardag. Argo floa...
28 oktober 2024 - NieuwsberichtHet KNMI heeft nieuwe klimaatscenario’s ontwikkeld voor Suriname. Deze scenario’s geven een beter...
25 oktober 2024 - NieuwsberichtBij de Open Dag konden bezoekers vragen indienen over klimaatverandering, die we nadien in een kl...
25 oktober 2024 - KlimaatberichtOp 5 oktober was de Open Dag van het KNMI. Bezoekers konden zien hoe een weerballon wordt opgelat...
23 oktober 2024 - Klimaatbericht