Grote delen van de bodem in Siberië, Scandinavië en Canada zijn permanent bevroren. Deze permafrost ontdooit steeds meer door de opwarming van de aarde. Hierbij komen broeikasgassen vrij die voor extra opwarming zorgen. Die extra opwarming zorgt weer voor extra dooi, extra broeikasgassen en extra opwarming. Het is nog niet duidelijk of dit zelfversterkende effect op zo'n grote schaal kan gaan optreden dat een kantelpunt wordt bereikt. Hiermee wordt bedoeld dat de dooi van permafrost op grote schaal plots versnelt met een snellere wereldwijde opwarming als gevolg. De kans hierop is waarschijnlijk klein.
We spreken van permafrost als de grond tenminste twee jaar achter elkaar bevroren is. Afbeelding 1 laat zien dat permafrost met name in het noorden voorkomt. Niet alleen op het land, ook onder de poolzee. De landoppervlakte met permafrost is ongeveer 350 keer de oppervlakte van Nederland (14 miljoen vierkante kilometer), onder de poolzee 30 keer Nederland (2,5 miljoen vierkante kilometer). De permafrost kan tientallen tot honderden meters dik zijn. Alleen de bovenste decimeters tot anderhalve meter ontdooit in de korte zomer.
In de permafrost zitten planten- en dierenresten ingevroren, op veel plekken vergezeld met grote hoeveelheden ijs (blauwe gebieden in afbeelding 1). Als de permafrost ontdooit gaan deze resten ontbinden en komt er koolstofdioxide vrij, een broeikasgas dat ook vrijkomt bij de verbranding van fossiele brandstoffen. Naar schatting zit er in de bovenste drie meter van de permafrost 1,5 keer zoveel koolstof als de totale hoeveelheid koolstof die nu als koolstofdioxide in de lucht zit. Naast koolstofdioxide komen er afhankelijk van de lokale omstandigheden ook andere broeikasgassen vrij als methaan en lachgas.
Hoe snel de permafrost ontdooit hangt af van de temperatuur en dus onder andere van hoeveel broeikasgassen de mens nog gaat uitstoten. Het noordpoolgebied warmt sneller op dan het wereldgemiddelde, in de laatste 40 jaar zelfs vier keer zo snel. Maar niet alleen de temperatuur is bepalend. Andere lokale omstandigheden spelen een grote rol. Type begroeiing, wel of geen sneeuwdek, wel of geen water op en in de grond bepalen bijvoorbeeld sterk de hoeveelheid zonlicht die wordt opgenomen in de zomer en de hoeveelheid warmte die de bodem weer verliest in de winter. Bosbranden komen vaker voor als het warmer en droger wordt, en waar bossen verdwijnen versnelt de dooi. Tenslotte speelt de vorm van het landschap een grote rol.
Waar veel ijs in de bodem zit, verzakt de bodem als het ijs smelt. Er vormen zich smeltwatermeren en geulen. Dit versnelt de smelt doordat grotere oppervlaktes bevroren grond wordt blootgesteld aan de lucht en water. Eenmaal begonnen, breiden smeltkraters zich vanzelf uit in die gebieden waar veel ijs in de bodem zit (blauwe gebieden in afbeelding 1). Een bekend voorbeeld is de uitdijende Batagaika krater in Siberië met inmiddels een lengte van een kilometer en een diepte van 50 meter in een verder vrij vlak landschap (afbeelding 2). Afhankelijk van lokale omstandigheden komen er dus kantelpunten voor in de dooi van permafrost.
Micro-organismen zetten een deel van de planten- en dierenresten om in broeikasgas. Niet alles wordt omgezet, een groot deel spoelt weg en wordt weer begraven in rivier-, meer- en zee-afzettingen. De snelheid van de omzetting hangt af van de temperatuur: hoe warmer de bodem, hoe meer broeikasgas er vrijkomt. Onder droge omstandigheden komt koolstofdioxide vrij; in moerassen, poelen en meren vooral methaan. De verhouding tussen beide is moeilijk in te schatten: die hangt sterk af van het landschap. Veel erosie levert meer koolstofdioxide op, weinig erosie met meer poelen en meren, levert meer methaan.
Een deel van de vrijgekomen koolstofdioxide wordt ook weer opgenomen door extra plantengroei. Aan de andere kant nemen natuurbranden in aantal toe door toenemende droogte en warmte waardoor de koolstofdioxide alsnog vrijkomt.
De veranderingen in het landschap en het verdwijnen van koolstof uit de bodem zijn onomkeerbaar. Ook gaat het dooien van de permafrost nog tientallen jaren door, ook al stabiliseert de temperatuur.
Het effect van de extra broeikasgassen die vrijkomen uit de permafrost is waarschijnlijk niet zo groot dat de wereldwijde opwarming hierdoor voorbij een bepaald punt versnelt en uit zichzelf doorgaat. Klimaatmodellen laten dit gedrag niet zien en geven voor het jaar 2100 een relatief kleine wereldwijde extra opwarming van enkele tienden graden door de broeikasgassen uit ontdooide permafrost. Daarbij moet wel gezegd worden dat in de huidige klimaatmodellen niet alle processen die een rol spelen goed kunnen worden meegenomen (afbeelding 3). Deze extra opwarming is waarschijnlijk een onderschatting en een kantelpunt in de wereldwijde opwarming is nog niet uit te sluiten.
Vandaag is het de dag van de mensenrechten. Het recht op leven, gezondheid, eigendom en wonen sta...
10 december 2024 - KlimaatberichtKNMI klimaatgedicht 2024
05 december 2024 - KlimaatberichtDe nieuwe weersatelliet Meteosat 12 is vanaf vandaag operationeel. Deze satelliet is de eerste va...
04 december 2024 - NieuwsberichtEllen Verolme start 1 februari 2025 als directeur bij het Koninklijk Nederlands Meteorologisch In...
03 december 2024 - Nieuwsbericht