Ruimtelijke ordening is voor het rijk, provincies en gemeenten een belangrijk thema. In ontwikkelingsplannen, structuurvisies en bestemmingsplannen leggen zij vast hoe zij de buitenruimte willen inrichten. Het KNMI speelt als kennisinstantie daarin een adviserende rol.
Op veel gebieden raken ruimtelijke ordening en weer elkaar. De inrichting van de stad heeft invloed op het hitte-effect tijdens een extreem warme zomerdag. Als een woonwijk regelmatig getroffen wordt door wateroverlast, is dat vaak niet alleen te wijten aan veel regen in korte tijd, maar ook aan de inrichting van deze woonwijk. Bij een veranderend klimaat is het verstandig om toekomstbestendig te bouwen. Wat betekent dat heel concreet? Het KNMI verstrekt de klimaatscenario’s op basis waarvan de overheid langetermijnbeleid kan formuleren.
Investeringen in waterveiligheid staan in nauw verband met de ontwikkeling van het klimaat in de komende decennia ” Luc Kohsiek, dijkgraaf van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartierlees het verhaal
Ruimtelijke ordening is altijd een zaak van de lange termijn. Zo richt een gemeente niet voor even een woonwijk in. Daarom is het de opgave van het rijk, de provincie en de gemeente om zo veel mogelijk kennis te vergaren die in staat stelt om toekomstgericht te bouwen. Het KNMI is graag een van die kennispartners.
Daarbij zijn onze klimaatscenario’s belangrijke richtingaanwijzers. Het KNMI heeft deze ontwikkeld op basis van steeds betere en meer verfijnde weermodellen. Die modellen worden gevoed door een continue stroom aan meteorologische data. Niemand kan in de toekomst kijken. Maar met onze klimaatscenario’s kunnen wij op gedegen gronden onze onderzoeks- en adviesrol invulling geven.
Ruimte is schaars in Nederland. Steeds meer mensen leven in een stedelijke omgeving. Daar is het ’s zomers gemiddeld 1 ºC warmer dan in de landelijke omgeving. In sommige zomernachten kan dat verschil oplopen tot 5 ºC. Dat wordt niet minder. Integendeel, de klimaatscenario’s van het KNMI laten richting 2050 alleen maar warmere zomers zien. In de stad ontstaat op warme zomerdagen daarom eerder hittestress dan op het platteland. Dit kan voor kwetsbare groepen tot gezondheidsklachten leiden. Alle reden dus om de onderzoeksresultaten van het KNMI te gebruiken bij de herinrichting van de stad of bij de aanleg van nieuwe bedrijfsterreinen en woonwijken.
Sommige steden hebben de laatste jaren gebouwd aan een echte skyline. Denk aan Rotterdam met het Manhattan aan de Maas. Of aan de skyscrapers van Den Haag. Deze hoge gebouwen moeten bestand zijn tegen een maximale windsnelheid - gemiddeld gemeten in één uur – die eens in de vijftig jaar voorkomt. Deze bouwnorm houdt geen rekening met natuurlijke langjarige variaties in de windsnelheid. Ook niet met een verandering van het windklimaat. De klimaatscenario’s van het KNMI houden daarmee wel rekening. Op basis van onze kennis kunnen bouwnormen worden aangepast.
Bij een flinke bui hebben weggebruikers meer zicht wanneer voor het wegdek gebruik is gemaakt van ZOAB dan wanneer dat niet is gebeurd. Zo proberen overheden in de uitvoering van beleid potentieel gevaarlijke weersinvloeden zo veel mogelijk te neutraliseren.
De klimaatscenario’s laten in de zomer meer hevige buien zien. Ook meer droogteperioden en een toename van het aantal zomerse dagen. Dat heeft gevolgen voor de inrichting van het toekomstige wegennetwerk. Gebruikte materialen, maatvoering en waterberging zullen daarop aangepast moeten worden. Het KNMI levert met regiospecifieke klimaatscenario’s een belangrijke bijdrage aan een toekomstbestendige aanleg van wegen.
Woongenot neemt snel af als de grond onder je beeft vanwege gaswinning. Of als er veel herrie om het huis is. Dorpen in Noordoost-Groningen zijn daarom minder aantrekkelijke woonplaatsen geworden. Dat geldt ook voor woonwijken die onder een start- of landingsbaan van Schiphol liggen. Het KNMI registreert seismische activiteit en geluidshinder.
Op verzoek van het RIVM heeft het KNMI bij wijze van pilot een geluidsbelastingskaart van Nederland gemaakt. Daarvoor hebben we ons land opgedeeld in stukjes van 6 bij 6 kilometer. Door een modelresolutie van 10 meter te hanteren, is een fijnmazige kaart ontstaan. Mogelijk zet het KNMI de pilot voort in een groter kader.
Een aardbeving kan schadelijk zijn voor de inrichting en infrastructuur van een land. Het KNMI doet seismisch onderzoek bij natuurlijke aardbevingen en bij bevingen die zijn veroorzaakt door menselijk ingrijpen.
Met ons seismisch onderzoek brengen wij in beeld welke overlast we bij aardbevingen verwachten voor de woon- en bedrijfsfuncties. Het KNMI heeft met dit onderzoek de veiligheid van de infrastructuur op het oog. Dijken kunnen bijvoorbeeld gedestabiliseerd raken. Tunnels en andere water- en wegenbouwkundige constructies kunnen schade oplopen. In het onderzoek daarnaar werkt het KNMI nauw samen met TNO. Kennisdeling leidt hier tot een meerwaarde.
Geluid is een luchtdrukvariatie in de atmosfeer. Ligt de trillingssnelheid tussen de 20 en 20.000 hertz, dan kan de mens dat geluid horen. Hogere frequenties onttrekken zich aan onze waarneming: ultrasoon geluid. Trillingssnelheden onder de 20 hertz ook: infrasoon geluid of infrageluid. Het KNMI krijgt af en toe meldingen van gevoelde trillingen die niet toe te schrijven zijn aan een aardbeving, De oorzaak van dit soort trillingen kunnen wij vaak bepalen uit metingen van het infrageluid. De meest voorkomende oorzaak is een militair vliegtuig dat sneller reist dan het geluid.
Nederland wordt geconfronteerd met een toenemend aantal heftige buien. In relatief korte tijd geven die veel neerslag. Maar waar valt de neerslag en hoeveel neerslag zal dat zijn? Gemeenten en waterschappen staan voor de opgave om te anticiperen op neerslagontwikkelingen. Zij hebben behoefte aan real time en ruimtelijk gedetailleerde neerslaginformatie. De neerslagradars van het KNMI verstrekken hun die informatie. Zo kunnen zij adequate beslissingen nemen om de gevolgen van de neerslagontwikkelingen voor de ruimtelijke ordening zo gering mogelijk te houden.
Hoe groot is de kans dat op de Noordzee een storm opsteekt enkele dagen nadat in het achterland van onze rivieren extreem veel regen is gevallen? Voor bestuurders van het Drechtstedengebied is dit een belangrijke vraag. Het risico op hoogwater is hier drastisch hoger wanneer beide feiten zich na elkaar voordoen. Om normen voor waterbeheer vast te stellen, is onderzoek nodig naar de kans op deze samenloop van omstandigheden. Het KNMI faciliteert hierin.
Wat is in Nederland de beste plek voor een windmolenpark? Welke criteria gelden daarvoor? Alleen de windopbrengsten of ook de belasting die zo’n park vormt voor het landschap? Het KNMI ontwikkelt in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een windatlas. Deze wordt gebruikt om de beste locaties voor windparken te bepalen. Provinciebesturen kunnen deze kennis gebruiken om vergunningen af te geven.
Het KNMI meet veel. De stroom aan Big Data die al deze metingen opleveren, combineren wij met de meetgegevens van onze partners. Zo voegen wij actuele informatie toe die van belang is voor de ruimtelijke ordening.
Het KNMI heeft berekend wat in de komende decennia gemiddeld de maximale windsnelheden per dag kunnen zijn. TNO heeft op basis daarvan gekeken hoe de bouwnorm voor de wind aangepast moet worden aan de klimaatontwikkeling. Die norm bestaat uit de maximale windsnelheid, gemiddeld gemeten in één uur. Op basis van onze klimaatscenario’s heeft TNO een inschatting gemaakt van de maximale windsnelheid – gemiddeld gemeten in één uur – in de komende decennia. Op grond van dit TNO-onderzoek kunnen overheden de bouwnormen voor de wind in de pas laten lopen met de veranderingen van het windklimaat.
Het gaat in de winter meer en heviger regenen, zo schetst het KNMI in de klimaatscenario’s. Niet alleen in ons land, maar ook in het achterland van onze grote rivieren. Een grotere piekafvoer in de rivieren is dan ook aannemelijk gedurende de winterperiode. Op basis van deze scenario’s heeft de Deltacommissie nader onderzoek gedaan naar de wenselijkheid van bebouwing in buitendijkse gebieden. Aan universiteiten wordt onderzoek gedaan naar onder meer de verzekerbaarheid van overstromingsrisico’ in die gebieden. Al deze partijen baseren zich op de klimaatscenario’s van het KNMI.
Het KNMI levert maatwerkproducten wanneer gebouwen, dijken en overloopgebieden ontworpen worden. Het weer heeft vaak invloed op zo’n constructie. Om die invloed in beeld te krijgen, kijken we niet alleen naar het weer in het verleden. Ook dat van de toekomst speelt mee. Door in te zoomen op een bepaalde plek kan het KNMI heel gericht en specifiek adviseren.
Het KNMI heeft samen met Wageningen UR, de Universiteit Utrecht, de Vrije Universiteit Amsterdam en TNO/Deltares toegepaste klimaatkennis ontwikkeld. Hiermee kunnen gemeenten, provincies en rijk beter beoordelen of investeringen in ruimte, infrastructuur en instituties klimaatbestendig zijn. Waar nodig kunnen met de opgedane kennis de investeringen worden aangepast. Het programma Kennis voor Klimaat liep van 2007 tot eind 2014.
Veel van onze producten en diensten leveren we aan de Rijksoverheid. Daarnaast zijn er ook mogelijkheden voor levering aan andere overheden en voor samenwerking met de markt. Wilt u weten wat die mogelijkheden zijn? Neem dan gerust contact met ons op. Wij helpen u graag.