De KNMI'23-klimaatscenario's zijn 9 oktober gepresenteerd. Hoe komen de klimaatscenario's tot stand? In aanloop naar de publicatie deelden we het verhaal achter de getallen.
‘De grote uitdaging bij het ontwikkelen van nieuwe klimaatscenario’s is het inschatten van ons gedrag in de toekomst. Blijven we grootschalig fossiele brandstoffen inzetten? Of gaan we de CO2-uitstoot verlagen?’ Frank Selten, klimaatwetenschapper bij het KNMI, vertelt hoe de scenario’s tot stand komen.
‘De wetenschappelijke opzet van de scenario’s, de aanpak en het operationele werk gebeurt in ons kernteam, een groep van zeven KNMI’ers. Denk aan experts op het gebied van neerslag en droogte, programmeurs en kenners van de wetenschappelijke literatuur. Juist omdat we zo divers zijn, werken we geweldig goed samen.’
Frank en zijn team namen twee toekomstscenario’s voor de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen als uitgangspunt. ‘We hanteerden een optimistisch scenario, gebaseerd op drastische CO2-vermindering, en een pessimistisch scenario, waarin we ons gedrag niet aanpassen. Een analyse van internationale klimaatmodellen liet zien dat het in beide scenario’s gemiddeld meer of minder gaat regenen, en dat deze vernatting en verdroging veel sterker is bij een hogere uitstoot. Om te kijken wat dit nu voor Nederland betekent, hebben we deze twee mogelijke verhaallijnen rondom vernatting en verdroging in detail doorgerekend met ons eigen klimaatmodel.’
‘Tijdreeksen zijn te zien als virtuele waarnemingen. Hiermee leveren we voor het klimaat in de toekomst informatie over de temperatuur, neerslag en zonnestraling, passend bij de klimaatscenario’s.’ Janette Bessembinder, senior adviseur klimaatdiensten en lector klimaatgeletterdheid, legt uit waarom het belangrijk is om tijdreeksen voor de toekomst te maken.
‘Met mijn werk vorm ik een brug tussen onze onderzoekers en allerlei professionals die buiten het KNMI klimaatinformatie gebruiken.’ De dialoog met gebruikers is volgens Janette heel waardevol. ‘Als het om klimaatscenario’s gaat, blijken mensen aan meer behoefte te hebben dan alleen een tabel met getallen over mogelijke veranderingen. Precies daarom ontwikkelen we ook tijdreeksen voor de toekomst.
Tijdreeksen zijn waarnemingen of klimaatmodeldata op gelijke afstand in de tijd, denk aan opeenvolgende dagelijkse of uurlijkse temperaturen. We maken de tijdreeksen op verschillende manieren, onder andere door over waarnemingen uit het verleden veranderingen uit klimaatmodellen te leggen. Met deze informatie kunnen mensen bijvoorbeeld variabelen berekenen, er statistieken op baseren of kaarten maken. Het is geweldig om maatwerk te leveren: we denken mee hoe we klimaatinformatie voor verschillende sectoren beter toepasbaar en op maat kunnen maken.’
‘Het onderzoek naar de klimaatscenario’s vraagt om veel data én levert nieuwe data op. We moeten dus bedenken hoe we data zo gebruiksvriendelijk mogelijk kunnen bewaren en delen.’ John Douros, verantwoordelijk voor het datamanagement rondom de klimaatscenario’s, laat zien wat daar allemaal bij komt kijken.
‘Ik ben betrokken bij het beheren en archiveren van data en zorg dat dit zo transparant mogelijk gebeurt. We zijn ons bewust van alle protocollen: resultaten moeten betrouwbaar en controleerbaar zijn. De data die we opslaan voorzien we zoveel mogelijk van gedetailleerde beschrijvingen. Zo maken we onze data ook voor toekomstige gebruikers toegankelijk.’
Datamanagement op deze schaal is een hele uitdaging, vertelt John. ‘Dát we dit nu doen, is fantastisch. Idealiter dient de manier waarop we omgaan met de data van de klimaatscenario’s als voorbeeld voor andere projecten. Data openbaar maken is geen eenvoudige klus. Beslissen welke data voor buitenstaanders straks relevant zijn om te analyseren, daar zitten we nu middenin. Op basis van de klimaatscenario’s uit 2014 hebben hier weliswaar al een beeld van, maar we houden een open blik om te bepalen welke data nuttig zouden kunnen zijn.’
‘De klimaatimpact is weliswaar dagelijks in het nieuws, maar mensen komen nauwelijks in beweging. Die afstandelijkheid moet veranderen in “Wat betekent dit voor mij?” om de urgentie voelbaar te maken.’ Helga van Leur, meteoroloog en ambassadeur in weer, klimaat, duurzaamheid en gedrag, vertelt over haar rol in de Klankbordgroep KNMI-klimaatscenario’s.
‘In de klankbordgroep verzamelen we de wensen van gebruikers van de klimaatscenario’s, zoals universiteiten, verzekeraars, ministeries, waterschappen, gemeenten en de Deltacommissie. Ieder denkt vanuit zijn eigen, vaak technische vakgebied mee om tot een werkbaar “totaalpakket” voor de leefomgeving te komen. Ik kijk vooral naar manieren om te communiceren met het grote publiek. De verbinding leggen tussen de wetenschap, die draait om nuances, en de buitenwereld, die vraagt om behapbare uitspraken en oneliners, is een flinke opgave. Maar een hele leuke!’
Helga ziet binnen de klankbordgroep een kruisbestuiving ontstaan. ‘Juist omdat het zo’n veilige omgeving is, kunnen we sparren over zaken waar gebruikers mee stoeien. We inspireren elkaar, waardoor het onderzoek verder verdiept. Samen maken we de klimaatscenario’s zo compleet mogelijk.’
‘Wetenschappelijk gezien is droogte gecompliceerd. Het kan ontstaan door weinig regen, of door een normale hoeveelheid regen en veel verdamping. Bovendien bouwt droogte op; het is een proces.’ Karin van der Wiel, klimaatwetenschapper, legt uit waarom droogte een onmisbaar onderdeel is van de scenario’s.
‘Droogte is een relevanter thema geworden in de maatschappij. Zeker na de recente droge zomers staat dit bij iedereen op de kaart. Reden genoeg om dit in de nieuwe klimaatscenario’s inzichtelijk te maken. Daarbij kwam dat de klimaatscenario’s uit 2014 over het algemeen goed ontvangen werden, maar op droogte onvoldoende aansloten. Destijds is daar achteraf nog een scenario voor bijgemaakt. Nu zijn we hier dus extra op bedacht. Om de complexiteit rondom het droogteprobleem te ondervangen, hebben we dit teruggebracht tot twee getallen waarop we focussen: voorjaars- en zomerdroogte.’
Karin kijkt uit naar het verschijnen van de scenario’s. ‘In de nieuwe aanpak presenteren we verschillende onzekerheden afzonderlijk van elkaar. Enerzijds het menselijk handelen – vermindert de uitstoot van broeikasgassen? – en anderzijds de wetenschappelijke onzekerheden, zoals imperfecties in de klimaatmodellen. Ik vind dit wetenschappelijk een verbetering, maar het is ook voor gebruikers veel inzichtelijker.’
‘Bij verstedelijking in relatie tot klimaatverandering kijken stedenbouwkundigen en andere belanghebbenden naar de stad als stedelijk hitte-eiland. Met de klimaatscenario’s brengen we de consequenties voor de stad in beeld.' Ben Wichers Schreur onderzoekt het stedelijk klimaat en laat zien hoe klimaatverandering van invloed is op de stad en haar inwoners.
‘Sociaal-economische ontwikkelingen zoals verstedelijking dragen bij aan CO2-uitstoot en daardoor aan klimaatverandering. Voor de klimaatscenario’s onderzoeken we het effect van klimaatverandering op de stad zelf, en van de stad op haar omgeving. De processen rondom het hitte-eiland zijn helder: gebouwen, straten en stenen houden meer warmte vast, wat zorgt voor temperatuurverschillen tussen de stad en het platteland. De klimaatscenario’s vragen om het vertalen, of beter, het schalen van mondiale klimaatmodellen via regionale modellen naar straatniveau.’
Zover zijn we nog niet, vertelt Ben. ‘De uitdaging is om stedelijke modellen met een kleine schaal en veel variaties, zoals verschillen in bebouwing en hoeveelheid groen, te koppelen aan modellen met een grotere reikwijdte en dito schaal. Voor nu is de belangrijkste conclusie dat we het effect van de inrichting van de stad kunnen vaststellen. We kunnen al maatregelen treffen om straks de stedelijke hitte te verminderen.’
‘Dataverzameling voor extreme neerslag in de klimaatscenario’s vraagt om een groot internationaal netwerk. Dankzij onze deelname aan Europese projecten kunnen we internationale kennis toepassen voor Nederland.’ Klimaatwetenschapper Geert Lenderink vertelt over de pioniersrol die het KNMI hierbij inneemt.
‘Ik onderzoek de neerslagextremen uit buien, die voornamelijk in de zomer optreden, op sub-dagelijkse basis. De extremen per uur dus. Veranderingen in neerslagextremen is een vrij nieuw onderzoeksveld. In 2008 waren we een van de eersten die hierover publiceerden – in Nature Geoscience – waardoor het balletje ging rollen en we met projecten op dit onderwerp konden meedoen. Inmiddels werken we samen met toonaangevende internationale onderzoekers.’
Analyses maken voor dit onderdeel van de klimaatscenario’s is gecompliceerd, legt Geert uit. ‘Het fysisch begrip is een belangrijke bron. Bij opwarming van het klimaat neemt de hoeveelheid vocht in de atmosfeer toe, wat intensere buien oplevert. Tegelijkertijd zijn er nog relatief weinig waarnemingen voorhanden en zijn de hiervoor geschikte modellen dermate rekenintensief dat ze te kort draaien om er direct scenario’s op te baseren. Meervoudige bewijsvoering is daardoor onvermijdelijk: hoe meer informatie in dezelfde richting wijst, hoe betrouwbaarder het is.’
‘Verwachtingen omtrent de zeespiegelstijging zijn onmisbaar in de klimaatscenario’s. Nederland is het land dat hier het meeste te verliezen én te winnen heeft. Alle ogen zijn op ons gericht.’
Sybren Drijfhout, projectleider Zeespiegelstijging, legt uit waarom we niet om het stijgen van de zeespiegel heen kunnen.
‘Het smelten van de ijskappen op Antarctica en Groenland door klimaatverandering heeft grote gevolgen. Tot aan de klimaatscenario’s van 2014 dachten we dat de zeespiegelstijging langzamer zou gaan. Recent onderzoek en satellietwaarnemingen laten zien dat het veel sneller kan. Om tot een goed beeld te komen voor Nederland houden we rekening met het feit dat de zeespiegel niet overal even hoog is en ook niet overal in dezelfde mate toeneemt; en dat het aardoppervlak, en daarmee de zeebodem, zich voortdurend aanpast aan de smeltende ijskappen. Ook de oceaanstromingen en de wind zorgen voor zeespiegelvariaties. Voor de nieuwe klimaatscenario’s werken we met ijskapmodellen en met klimaatmodellen, waarbij we de windfactor hebben “losgekoppeld”. Zo kunnen we de modellen beter vergelijken met gegevens uit satellietwaarnemingen en peilstations langs de Nederlandse kust.’
‘Het vergt veel voorbereiding om met “één druk op de knop” een klimaatmodel te laten draaien. Daarbij maken we de afweging tussen wat haalbaar en wat absoluut noodzakelijk is.’
Erik van Meijgaard, senior onderzoeker, vertelt over de uitdagingen van het rekenen met klimaatmodellen.
‘Samen met een collega lever ik het materiaal aan voor het kernteam dat de klimaatscenario’s voor Nederland uitwerkt. Daarvoor hebben we eerst een mondiaal klimaatmodel gedraaid met veranderende broeikasgassen, aerosolconcentraties en landgebruik. De uitvoer uit dat model vanaf 1950 hebben we gebruikt als invoer voor een fijnmaziger, regionaal model. Het vergde veel inspanning om die modellen zo efficiënt mogelijk te koppelen, maar het is gelukt. Dat heeft veel tijdwinst opgeleverd.’
De looptijd van het project was namelijk beperkt. Erik lag daar weleens wakker van. ‘Zodra je op de knop drukt om de definitieve klimaatruns te starten, bevriest je model. Je kunt dan niets meer aan de instellingen veranderen. Dat moment probeer je dus zo lang mogelijk uit te stellen. En als het klimaatmodel eenmaal draait, is het maar afwachten of er niets misgaat. Zoals een processor die uitvalt, waardoor je berekening ontspoort.’
‘De nationale klimaatscenario’s verdienen het om in de etalage gezet te worden. Iedereen mag weten dat we een uniek klimaatproduct ontwikkelen.’
Rubert Konijn, strategisch business manager klimaat, vertelt welke rol de stuurgroep hierbij inneemt.
‘De nieuwe klimaatscenario’s zijn het belangrijkste klimaatproduct van het KNMI. Bij de ontwikkeling ervan zijn verschillende vakgroepen betrokken, waar we vanuit de stuurgroep zicht op houden. We willen de scenario’s beter zichtbaar maken en uitdragen dat er meer mensen bij gebaat zijn.
Dat de materie ingewikkeld is, zal Rubert niet ontkennen. ‘In de praktijk bestaan de klimaatscenario’s uit een paar A4-tjes met een reeks getallen. Hier is echter zeven jaar werk aan vooraf gegaan. Om die inspanning inzichtelijk te maken, is een hele kunst. We werken met de wereldtop van klimaatonderzoekers. Een externe internationale wetenschappelijke adviesraad zorgt bovendien voor een onafhankelijke beoordeling van ons onderzoek. Inmiddels kijkt men in binnen- en buitenland reikhalzend naar uit naar de scenario’s. En dat zijn niet alleen wetenschappers: ook impactpartners zoals het Deltaprogramma, Rijkswaterstaat, de spoorwegen en verzekeraars nemen essentiële beslissingen gebaseerd op onze informatie.’
‘Wat kun je met de klimaatscenario’s in de praktijk? Om gebruikers op weg te helpen, ontwikkelen we bij de klimaatscenario’s aansprekende voorbeelden over de impact van klimaatverandering.’
Bernadet Overbeek vertelt hoe ze als stakeholdermanager met gebruikers in gesprek gaat over de toepasbaarheid van de klimaatscenario’s.
‘Met de praktijkvoorbeelden laten we zien wat het effect van klimaatverandering is op verschillende sectoren in Nederland. Denk aan landbouw, gezondheid en ruimtelijke ordening. De klimaatscenario’s gaan over de meteorologische veranderingen; via de voorbeelden leggen we de link naar de gevolgen. Tegelijkertijd laten we zien hoe je de gegevens uit de scenario’s kunt gebruiken. Toegankelijkheid en herkenbaarheid staan daarbij voorop. We werken veel met foto’s, omdat niet iedereen even makkelijk cijfers interpreteert: soms zegt een plaatje van een bevroren kersenboom in bloei meer dan een grafiek.’
Volgens Bernadet is balans in de communicatie essentieel. ‘Natuurlijk benadrukken we de urgentie, maar we willen voorkomen dat mensen verlammen. In plaats daarvan bieden we hen handelingsperspectief, in de vorm van praktijkvoorbeelden die we met Rijkwaterstaat, waterschappen, gemeentes en universiteiten ontwikkelen. Zo rekent Wageningen University & Research met de nieuwe klimaatscenario’s door hoe klimaatverandering het recreatieseizoen in Nederland beïnvloedt.’
‘We zorgen ervoor dat mensen het KNMI weten te vinden voor betrouwbare en vooral ook toegankelijke informatie over het klimaat.’
Charlotte Fijnaut, woordvoerder en communicatieadviseur, deelt de plannen voor de communicatie omtrent de scenario’s.
‘De klimaatscenario’s, al die cijfers: het is complexe materie. In de communicatie willen we betekenis geven aan de cijfers en deze met praktijkvoorbeelden zo concreet mogelijk maken. Hierbij nemen we de lessen mee uit de publicatie van het Klimaatsignaal in 2021. De middelen die we destijds inzetten – zoals een brochure, animatie en infographic – worden nog steeds veel gebruikt. Die lijn trekken we dus door. Voor de nieuwe klimaatscenario’s voegen we daar specifieke middelen aan toe, gericht op laagdrempeligheid. Er verschijnt bijvoorbeeld een samenvatting op B1-niveau, zodat een breed publiek de informatie kan plaatsen.’
Het klimaat is een hot topic onder jongeren. Charlotte vertelt dat jongeren het KNMI met name kennen van het weer en meestal niet als klimaatinstituut. ‘De klimaatscenario’s zijn voor ons een uitgelezen kans om deze doelgroep te betrekken. Zo hebben we een podcastserie over de scenario's gemaakt die we in oktober lanceren.’
‘De klimaatscenario’s voor Nederland baseren we op de nieuwste internationale inzichten; in dit geval het rapport van het VN-klimaatpanel IPCC dat in 2021 verscheen. Daarna konden we met onze analyse starten.’
Rob van Dorland, inhoudelijk projectleider van de klimaatscenario’s, neemt tot slot het hele proces onder de loep.
‘Maar liefst vijftig collega’s waren betrokken bij de totstandkoming van de scenario’s. Om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen, was dus een hele uitdaging! Al in 2017 zijn we begonnen met het maken van strategische keuzes. Welke methode gaan we hanteren? Hoe zorgen we dat ons product aansluit op de wensen van gebruikers? Vervolgens ging het team in 2021 de klimaatmodellen draaien, wat anderhalf jaar in beslag nam.’
Rob blikt tevreden terug. ‘Iedereen heeft hier met hart en ziel aan gewerkt. En wat een prestatie dat alle deadlines zijn gehaald: van de runs van modellen en de analyse van output, tot het omzetten naar tabellen en het maken van tijdreeksen voor gebruikers. Vergeet ook niet het schrijven van de publieksrapportage en het wetenschappelijk rapport. Het was werkelijk een gigantisch project.’
Veel van onze producten en diensten leveren we aan de Rijksoverheid. Daarnaast zijn er ook mogelijkheden voor levering aan andere overheden en voor samenwerking met de markt. Wilt u weten wat die mogelijkheden zijn? Neem dan gerust contact met ons op. Wij helpen u graag.