Elke zomer is het droog. Maar als er sprake is van een langere periode van droogte en een lage afvoer in de rivieren komt de Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) in actie. “Op basis van de KNMI-verwachting, het neerslagtekort en de verwachte rivierafvoeren kijken we of er risico’s zijn voor de watervoorziening en vaardieptes”, aldus Boris Teunis, adviseur crisisbeheersing en operationeel waterbeheer bij Rijkswaterstaat.
"Hoe droger het wordt, hoe nauwer contact we met het KNMI hebben"
De droogte van 2018 was na 1976 en 1921 de hevigste waar Nederland sinds het begin van de twintigste eeuw mee te maken kreeg. Bij de aanpak van droogte werken binnen de Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) Rijkswaterstaat, het KNMI, de waterschappen en andere belanghebbenden samen. Boris Teunis van de LCW: “Hoe droger het wordt, hoe nauwer contact we met het KNMI hebben.”
De LCW schetst een landelijk waterbeeld en adviseert over maatregelen om het beschikbare water landelijk te verdelen. “De watervoorziening in ons land wordt bepaald door drie factoren: de grondwaterbeschikbaarheid, het verschil in neerslag en verdamping en de aanvoer van de Maas en de Rijn. Bij de laatste twee is het KNMI onmisbaar”.
Als er meer water verdampt dan dat er bijkomt, ontstaat droogte. Internationaal zijn er talrijke indicatoren in gebruik om droogte te monitoren, elk met zijn eigen voor- en nadelen. In Nederland wordt door het KNMI het neerslagtekort en het doorlopend neerslagoverschot gebruikt. Deze vormen cruciale informatie voor de LCW.
“Bijzonder voor Nederland is dat in grote delen van het land water aangevoerd kan worden uit de Rijn en de Maas” legt Teunis uit. “Daar is ook bij een groot neerslagtekort niet per se sprake van een ernstig watertekort.” De verwachting van de afvoeren van deze rivieren is daarom zeer bepalend voor de te nemen maatregelen. Hiervoor is het weer tot aan de Alpen van belang. “Het KNMI en andere Europese meteorologische instituten voorzien ons van die informatie.”
De LCW geeft droogtemonitoren uit. De informatie van het KNMI is hierin essentieel en wordt door alle waterbeheerders en belanghebbenden nauwkeurig bekeken. Een meteoroloog kijkt hoeveel neerslag er gevallen is en wat dat doet voor het neerslagtekort en geeft elke week een specifieke droogteverwachting. Daarnaast sluit hij aan bij overleggen. “Het KNMI weet wat realistisch is. Een meteoroloog kan toelichten hoe zeker of onzeker de verwachting is en hoe we deze moeten interpreteren.”
Op basis van de gegevens van het KNMI kijkt de LCW of er risico’s zijn voor bijvoorbeeld de watervoorziening, waterkwaliteit en vaardieptes. Teunis: “Zo kunnen we op tijd maatregelen nemen. Een risico bij droogte is dat zout zeewater te ver het land in komt. Dan nemen we maatregelen door het water gericht te sturen om het zoute water terug te dringen. Bijvoorbeeld meer water door de Prinses Irenesluizen bij Wijk bij Duurstede richting Amsterdam om het zoute water dat bij IJmuiden binnenkomt terug te dringen. Hiermee blijft zoetwater beschikbaar voor natuur, landbouw en drinkwater.” De gevolgen van droogte kunnen van plaats tot plaats sterk verschillen, afhankelijk van het landgebruik, het watersysteem en genomen beheersmaatregelen.
"De gecombineerde kennis van meteorologen van het KNMI en hydrologen van Rijkswaterstaat waren een succesfactor bij de aanpak van watertekort in 2018"
Bij een extreme droogte zoals in 2018 is ook de specialistische kennis van het KNMI essentieel. Bijvoorbeeld voor een nauwkeurige inschatting van de verdamping van het IJsselmeer. In een droge warme periode is deze aanzienlijk en mede bepalend voor de waterbeschikbaarheid in het noorden van Nederland. Maar ook voor de verwachte afvoer op lange termijn, tot 6 weken, van de grote rivieren. “Dit is niet zomaar de uitkomst van een model maar een gezamenlijke interpretatie van meteorologen van het KNMI en hydrologen van Rijkswaterstaat” aldus Teunis. “Deze gecombineerde kennis en de goede samenwerking waren een succesfactor bij de aanpak van het watertekort in 2018.”
De LCW is onderdeel van het Watermanagementcentrum Nederland (WMCN). Ook buiten het droogteseizoen is er regelmatig contact tussen de waterkamer van Rijkswaterstaat en de weerkamer van het KNMI. Teunis: “Dat gebeurt dagelijks voor de situatie langs de kust en ook in bijzondere omstandigheden zoals bij storm of wanneer opeens veel regen gaat vallen. Dan kan mogelijk een gemaal extra moeten draaien en belt onze waterkamer naar de weerkamer. Ook dan kunnen we niet zonder de informatie van het KNMI.”
Zomers waarin het zo droog was als die van 2018 komen eens in de dertig jaar voor
De droogte van 2018 was na 1976 en 1921 de hevigste waar Nederland sinds het begin van de twintigste eeuw mee te maken kreeg. Het neerslagtekort was slechts in vier zomers nog hoger. Zomers waarin het zo droog was als die van 2018 komen eens in de dertig jaar voor. Dat blijkt uit onderzoek van het KNMI.
In 2018 viel veel minder neerslag dan normaal. De zomer was bovendien uitzonderlijk warm en zeer zonnig. Hierdoor was de verdamping groot. Vanaf begin mei ontstond een sterk oplopend neerslagtekort. Aanvankelijk was de wateraanvoer door de grote rivieren nog voldoende waardoor de gevolgen alleen te merken waren in gebieden waar geen wateraanvoer mogelijk is (hoge gronden, Zeeland, Texel). Vanaf eind juni daalde de afvoer van de Rijn tot zeer lage niveaus. Dit duurde tot half december.
Door de droogtecrisis werd opgeschaald van de Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) naar het tijdelijke Management Team Watertekorten (MTW), waar het KNMI ook deel van uitmaakt. Daarin werken ministeries, waterschappen en provincies samen met de directeur-generaal van Rijkswaterstaat als voorzitter. Het MTW is voor 2018 voor het laatst in actie gekomen in 2011 en 2003.