Achtergrond

Achtergrondinformatie klimaatdashboard

Het klimaatdashboard is te vinden via knmi.nl/klimaatdashboard

Hoe een klimaatdashboardfiguur te lezen?

We nemen je stap voor stap mee aan de hand van dit voorbeeld:

Voorbeeld klimaatdashboardfiguur.

Een klimaatdashboardfiguur is opgebouwd uit vier onderdelen:

1. Metingen: jaargemiddelde en trendlijn 

De zwarte lijn laat zien dat de waargenomen gemiddelde jaartemperatuur ieder jaar varieert: we zien pieken én dalen. Maar de trend in de metingen (donkerblauwe lijn) gaat omhoog. De gemiddelde jaartemperatuur in De Bilt is tussen 1901 en 2022 met ruim 2°C gestegen. Voor de laatste 15 jaar wordt geen trendlijn getoond, omdat de trendlijn voor deze periode nog (aanzienlijk) kan veranderen.

2. Verwachting dit jaar

Het rode bolletje geeft een verwachting voor de gemiddelde temperatuur voor het lopende jaar. In het voorbeeld - van 5 oktober 2023 - is de verwachting dat de jaargemiddelde temperatuur in 2023 uit gaat komen rond de 11,6°C; het rode streepje geeft de onzekerheid in de verwachting weer. Begin oktober staat al vast dat 2023 een warm jaar gaat worden, in lijn met de oplopende trend (donkerblauwe lijn).

3. Klimaatscenario’s voor de toekomst   

De klimaatscenario’s (gekleurde lijnen) laten alle vier een verdere toename van de gemiddelde jaartemperatuur in De Bilt zien met rond 2050 de bandbreedte: 11,3°C tot 12,1°C; en rond 2100 11,3°C tot 14,8°C. De jaartemperatuur in De Bilt is nu (gemiddeld in de periode 1991-2020) 10,5°C.  

Waarom vier scenario’s? Met behulp van klimaatmodellen heeft het KNMI de gevolgen van de uitstoot van CO2 door mensen op het toekomstige klimaat in Nederland berekend.

Omdat het onzeker is hoeveel er wereldwijd wordt gedaan om de uitstoot te verminderen, zijn er scenario’s voor hoge CO2-uitstoot (H) en lage CO2-uitstoot (L). Die zijn allebei doorgerekend voor een droge (d) en een natte (n) situatie. Daarom zijn er vier scenario’s:

  • Hd-klimaatscenario: Hoge CO2-uitstoot, verdroging
  • Hn-klimaatscenario: Hoge CO2-uitstoot, vernatting
  • Ld-klimaatscenario: Lage CO2-uitstoot, verdroging
  • Ln-klimaatscenario: Lage CO2-uitstoot, vernatting
De vier KNMI-klimaatscenario’s voor Nederland (2023).

4. Natuurlijke variaties

De lichtgrijze band geeft aan waar 90% van de jaarwaarden binnen valt. Kortom, gemiddeld valt 9 op de 10 jaar binnen de band en 1 op de 10 jaar valt hier nog buiten. De extreem warme en koude jaren, zoals in het verleden 2014 (warm) en 2010 (koud) liggen hier dus nog buiten (figuur 1, zwarte stippen bij 2010 en 2014).

Rond 2100 ligt de bovengrens van de 90%-band (figuur 1, lichtgrijze band) van het warmste scenario Hd op 16°C. De meest warme jaren in het Hd-scenario kunnen nog flink warmer worden dan dat. Ook blijven er koude jaren voorkomen, zoals de ondergrens van de 90%-band aangeeft.

 

Snel naar onderdelen op deze pagina:

 

Definitie seizoenen

De grafieken worden gepubliceerd voor het jaar en voor de vier seizoenen. Het neerslagtekort wordt voor het groeiseizoen getoond, de periode 1 april t/m 30 september. De vier seizoenen zijn volgens de klimatologische indeling gedefinieerd:

  • winter: december t/m februari (winter 2023: dec 2022 + januari 2023 + februari 2023)
  • lente: maart t/m mei
  • zomer: juni t/m augustus
  • herfst: september t/m november

Hoe actueel zijn de grafieken?

De grafieken worden dagelijks tussen 10.00 en 14.00 uur geactualiseerd. De publicatiedatum staat boven de grafiek. In een grafiek worden de data tot en met de voorafgaande dag meegenomen. Met uitzondering van zeespiegel, deze figuren worden ongeveer eens per jaar geactualiseerd.    

Wat betekent de index ‘nat/droog’?

De grafieken ‘nat/droog’ laten per jaar of seizoen zien of het relatief nat of relatief droog was. Daarvoor is gebruik gemaakt van de Standardized Precipitation-Evapotranspiration Index (SPEI). De SPEI vergelijkt de waterbalans (het verschil tussen de hoeveelheid regen die is gevallen en de potentiële verdamping) met wat er normaal in het jaar of seizoen mag worden verwacht (met ‘normaal’ wordt hier bedoeld: gemiddeld in de periode 1965-2020). SPEI is een grootheid zonder eenheid, een maat voor abnormaliteit. De SPEI voor het jaargemiddelde is gebaseerd op de SPEI op 31 december berekend vanaf 1 januari (SPEI-12); De SPEI voor de seizoenen is gebaseerd op de SPEI op de laatste dag van het seizoen berekend vanaf de eerste dag van het seizoen (SPEI-3).

Meer lezen over de index ‘nat/droog’ (SPEI)

Hoe is het rode bolletje (verwachting) berekend?

De verwachting voor het lopende jaar of seizoen (rode bolletje) is gebaseerd op:

  • de metingen die al gedaan zijn in het huidige jaar (tot en met gisteren);
  • de weersverwachtingen (vanaf vandaag tot vijftien dagen vooruit);
  • de meetgegevens van voorgaande jaren.

Meer lezen over de berekening van het rode verwachtingsbolletje in het klimaatdashboard.

Het rode bolletje verdwijnt na afloop van een jaar of seizoen en wordt dan toegevoegd aan de zwarte lijn met jaargemiddelen of seizoensgemiddelden. Soms kan het rode bolletje nog enkele dagen na afloop van een jaar of seizoen blijven staan. In dat geval zijn nog niet alle waarnemingen gevalideerd en kunnen er nog kleine aanpassingen plaatsvinden. Pas wanneer alle waarnemingen gevalideerd zijn, is het gemiddelde definitief en wordt het aan de zwarte lijn toegevoegd.  

Welke meetstations zijn gebruikt?

Naar Veelgestelde vragen over landelijk gemiddelden.

De temperatuur klimaatdashboardgrafieken zijn voor de volgende automatische weerstations van het KNMI beschikbaar (vanaf 1901):

  • De Bilt (260_H)
  • Eelde (280_H) (in menu ‘Groningen’)
  • Vlissingen (310_H)
  • Maastricht (380_H)
  • De Kooy (235_H) (in menu ‘Den Helder’)

Het landelijk gemiddelde voor temperatuur is gebaseerd op het gemiddelde van deze vijf stations.

De neerslag klimaatdashboardgrafieken zijn voor de volgende KNMI-neerslagstations beschikbaar (vanaf 1906):

  • De Bilt (550_N)
  • Groningen (139_N)
  • Kerkwerve (737_N) (in menu ‘Vlissingen’)
  • De Kooy (25_N) (t/m 1971: Den Helder (9_N)) (in menu ‘Den Helder’)
  • Roermond (961_N) 

Het landelijk gemiddelde voor neerslag (P13) is gebaseerd op de volgende 13 neerslagstations: De Bilt (550_N), De Kooy (25_N) (t/m 1971: Den Helder (9_N)), Groningen (139_N), Heerde (328_N), Hoofddorp (438_N), Hoorn (222_N), Kerkwerve (737_N), Oudenbosch (828_N), Roermond (961_N), Ter Apel (144_N), West-Terschelling (11_N), Westdorpe (770_N) (t/m 1995 Axel (745_N)) en Winterswijk (666_N).

De neerslagtekort klimaatdashboardgrafiek is alleen voor het landelijk gemiddelde beschikbaar, gebaseerd op:

  • Voor 1906 t/m 2000: officiële reeks voor Nederland voor neerslagtekort:  Dagelijks neerslagtekort NL (1 apr t/m 30 sep) op basis van Makkink verdamping De Bilt geschat uit zonneschijnduur minus 13 neerslagstations (P13) (c) KNMI, mei 2020, Jules Beersma: Climate Explorer 
  • Vanaf 2001: verdamping (gemiddelde van 13 automatische weerstations nabij 13 neerslagstations) minus de gemiddelde neerslag van 13 neerslagstations:
    • De P13: het gemiddelde van de hoeveelheid neerslag op de volgende 13 KNMI-neerslagstations: De Bilt (550_N), De Kooy (25_N), Groningen (139_N), Heerde (328_N), Hoofddorp (438_N), Hoorn (222_N), Kerkwerve (737_N), Oudenbosch (828_N), Roermond (961_N), Ter Apel (144_N), West-Terschelling (11_N), Westdorpe (770_N) en Winterswijk (666_N).
    • Het gemiddelde van de hoeveelheid verdamping (EV24) op 13 automatische weerstations van het KNMI nabij de 13 neerslagstations: De Bilt (260_H), De Kooy (235_H), Eelde (280_H), Heino (278_H), Schiphol (240_H), Berkhout (249_H), Vlissingen (310_H), Eindhoven (370_H), Ell (377_H), Nieuw Beerta (286_H), Hoorn Terschelling (251_H), Westdorpe (319_H) en Hupsel (283_H).

De nat/droog (SPEI) klimaatdashboardgrafieken (vanaf 1958) zijn alleen voor het landelijk gemiddelde beschikbaar, gebaseerd op:

  • neerslag, waarvoor het gemiddelde van de hoeveelheid op de bovengenoemde 13 KNMI-neerslagstations is gebruikt;
  • verdamping (EV24), waarvoor:
    • in de periode 1958-2000 het gemiddelde van de volgende 13 automatische weerstations van het KNMI is gebruikt (nabij de 13 neerslagstations gelegen), die op dat moment data voor verdamping beschikbaar hadden (in 1958 was dat alleen nog De Bilt, oplopend tot 13 weerstations in 2000): De Bilt (260_H), De Kooy (235_H), Eelde (280_H), Heino (278_H), Schiphol (240_H), Berkhout (249_H), Vlissingen (310_H), Eindhoven (370_H), Ell (377_H), Nieuw Beerta (286_H), Hoorn Terschelling (251_H), Westdorpe (319_H) en Hupsel (283_H). 
    • vanaf 2001 het gemiddelde van alle 13 automatische weerstations van het KNMI zoals hierboven genoemd. 

De windsnelheid klimaatdashboardgrafieken zijn voor de volgende automatische weerstations van het KNMI beschikbaar:

  • Eelde (280_H) (in menu ‘Groningen’)
  • Schiphol (240_H)
  • Cabauw (348_H)
  • Eindhoven (370_H)
  • K13 (in menu 'Noordzee') 

De zonnestraling klimaatdashboardgrafieken zijn voor de volgende automatische weerstations van het KNMI beschikbaar (vanaf 1965):

  • De Bilt (260_H)
  • Eelde (280_H) (in menu ‘Groningen’)
  • Vlissingen (310_H)
  • Maastricht (380_H)
  • De Kooy (235_H) (in menu ‘Den Helder’)

Het landelijk gemiddelde voor temperatuur is gebaseerd op het gemiddelde van deze vijf stations.

In 1981 is de meetmethode voor zonnestraling gewijzigd. Uit onderzoek waarbij de oude meetmethode met de nieuwe methode is vergeleken, blijkt dat de data voor 1981, circa 2% te laag is. In het klimaatdashboard maken we gebruik van de ongecorrigeerde data. De gehomogeniseerde data is beschikbaar in de Climate Explorer.

De mist dashboardgrafieken zijn voor de volgende automatische weerstations van het KNMI beschikbaar (vanaf 1960):

  • De Bilt (260_H)
  • Eelde (280_H) (in menu ‘Groningen’)
  • Vlissingen (310_H)
  • Maastricht (380_H)
  • De Kooy (235_H) (in menu ‘Den Helder’)

Visuele waarnemingen voor zicht zijn vanaf de jaren 90 vervangen door automatische metingen. Vanaf 2003 wordt overal de Present Weather sensor gebruikt en zijn de waarnemingen tussen stations beter vergelijkbaar.    

De zeespiegel klimaatdashboardgrafieken zijn gebaseerd op:

  • Nederland: De data van Rijkswaterstaat, verkregen via PSMSL. Deze wordt ongeveer eens per jaar geactualiseerd, na validatie van de gegevens. Het betreft het jaargemiddelde van zes hoofdgetijdestations van Rijkswaterstaat (Vlissingen, Hoek van Holland, IJmuiden, De Helder, Harlingen en Delfzijl) die ook in de zeespiegelmonitor worden gebruikt. 
  • Wereld – reconstructie: de reconstructie van Frederikse2020 van de wereldgemiddelde zeespiegel gebaseerd op een combinatie van gegevens van getijdestations en satellietwaarnemingen. Er bestaan meerdere internationale reconstructies van de wereldgemiddelde zeespiegel, die allemaal dicht bij elkaar liggen.
  • Wereld – satellietgegevens: de wereldgemiddelde zeespiegel op basis van satellietwaarnemingen (NASA). Deze wordt ongeveer eens per jaar geactualiseerd. Bekijk het zeespiegeldashboard van NASA.
Niet gevonden wat u zocht? Zoek meer achtergrond artikelen