De zon verwarmt de aarde niet rechtstreeks. Wolken, stofdeeltjes en gassen absorberen, verstrooien en reflecteren een deel van de zonnestraling. Ook het aardoppervlak kaatst een deel ervan terug.
De aarde zendt zelf ook straling uit. Wolken absorberen daar een deel van en kaatsen een ander deel weer terug. Tussen alle inkomende en uitgaande straling is er evenwicht: het stralingsevenwicht.
De aarde ontvangt twee soorten straling. Directe straling, rechtstreeks van de zon en diffuse straling, afkomstig uit andere richtingen. Een voorbeeld van diffuse straling is door wolken weerkaatste straling. De som van directe en diffuse straling noemen we globale straling.
Gemiddeld ontvangt het binnenland minder zonnestraling dan de kust. Aan de westkust en op de westelijke waddeneilanden schijnt de zon het meest. Mei is de zonnigste maand. In De Bilt schijnt de zon in mei gemiddeld 218 uur. Dat is 45 procent van de maximale daglengte.
In het voorjaar en in de zomer is het langs de kust aanmerkelijk zonniger dan in het oosten. Het relatief koude zeewater onderdrukt dan de wolkenvorming. Bij minder bewolking meten we meer globale straking en daaruit berekenen we meer uren zonneschijn.
Is mei is er tussen het noordwesten en zuidoosten van het land een vrij groot verschil in het aantal zonuren. De Waddeneilanden hebben dan zo'n 43 uur meer zon dan Zuid-Limburg. In de winter heeft het zuiden de meeste uren zonneschijn. Dit hangt samen met de maxinaal mogelijke instraling en de hoogte van de zon.