Op de verjaardag van mijn vader kwam een groot deel van de familie bijeen. We hebben het dan over recente gebeurtenissen, maar vaak gaat het gesprek daarna terug naar vroeger. De familie-anekdotes vliegen je om de oren. Die verhalen van toen hebben opvallend vaak met bijzonder weer te maken. Het lijkt voor mij alsof ze uit een andere wereld te komen. Ik vraag me wel eens af: welke verhalen zullen onze kinderen en kleinkinderen vertellen?
Mijn overgrootvader Thijs (1900) was metselaar. Hij kon bij temperaturen onder nul geen cement mixen en daardoor dus niet metselen. Om in de koude oorlogswinters (figuur 1) toch wat te verdienen bouwde hij, met zijn op dat moment nutteloze steigerpalen en planken, een brug naar het ijs van de bevroren rivier Merwede (door getijde was het ijs aan de randen niet begaanbaar). Hij prepareerde daar een ijsbaantje, ruimde de sneeuw, en inde enkele centen voor toegang en schaatsplezier.
Zomers bracht de familie door op het water, en dus vertelt men verhalen over zeilavonturen in de Biesbosch. De zomer van 1976 was er een van strakblauwe luchten, heet en droog weer (figuur 2). Echter, mijn vader Peter (1956), toen net werkzaam in de zeesleepvaart, was voor langere tijd op zee. Bij terugkomst in september of oktober van dat jaar, herinnert hij zich vooral de extreme stank in de haven van Rotterdam, veroorzaakt door het lage water van slechte kwaliteit.
Ik heb de Merwede helaas nooit bevroren gezien. Dat ik niet goed kan schaatsen, komt volgens mijn familie door het gebrek aan schaatsweer. Een winter als 1963, toen mijn vader lang kon oefenen, is er in de jaren ’90 niet geweest (figuur 1). In de droge zomers van de afgelopen jaren hadden we wel laag rivierwater maar gelukkig geen stank. Het water is nu veel schoner dan toen.
Nu ik zelf meerdere keren per dag de luiers van mijn zoontje verschoon, denk ik regelmatig aan mijn oma (1930). Zij vertelde vaak over mijn vaders geboorte en haar kraamperiode. Het was toen zo koud dat de luiers na het wassen bevroren aan de waslijn. Inderdaad, na controle blijkt dat februari 1956 de koudste maand was sinds 1901 (figuur 1, gemiddeld min 6,7 graden!).
Het is duidelijk: het weer is veranderd. Klimaatverandering maakt dat kou nu minder vaak voorkomt (figuur 1). Daartegenover, ik kijk niet op van een hittegolf in de zomer, en dat was vroeger veel zeldzamer (figuur 2).
De oorzaak van de verandering van het typisch Nederlands weer ligt natuurlijk in de toename van broeikasgassen in de lucht (figuur 3). Daardoor warmt de aarde op en verandert wereldwijd het klimaat. Bij de geboorte van mijn overgrootvader Thijs (1900) was de hoeveelheid CO2 in de lucht zo’n 299 ppm (parts per million, één CO2 molecuul per miljoen luchtmoleculen), in mijn geboortejaar (1988) was dat al opgelopen tot 351 ppm, op het geboortekaartje van mijn zoontje (2022) heb ik 417 ppm geschreven (figuur 3). Als de uitstoot niet drastisch wordt verminderd, zal dat 500 ppm zijn bij weer een volgende generatie.
Welke verhalen, bij welke weersgebeurtenissen, zullen toekomstige Nederlanders vertellen? Dat hangt af van hoe het weer dan zal zijn, en wat voor extreem weer dan zal optreden. En hoe dat zal zijn? Daar hebben wij nu een grote invloed op: de wereldbewoners van nu en onze uitstoot van broeikasgassen. Familietoekomst en familiegeschiedenis zijn dus aan elkaar gelinkt, in de erfenis van verhalen én die van broeikasgassen.
Een van onze Argo meetboeien - nummer 6901979 - viert deze week zijn tiende verjaardag. Argo floa...
28 oktober 2024 - NieuwsberichtHet KNMI heeft nieuwe klimaatscenario’s ontwikkeld voor Suriname. Deze scenario’s geven een beter...
25 oktober 2024 - NieuwsberichtBij de Open Dag konden bezoekers vragen indienen over klimaatverandering, die we nadien in een kl...
25 oktober 2024 - KlimaatberichtOp 5 oktober was de Open Dag van het KNMI. Bezoekers konden zien hoe een weerballon wordt opgelat...
23 oktober 2024 - Klimaatbericht