Naamgeving aardbevingen naar gemeentegrenzen

Het KNMI heeft de naamgeving van aardbevingen aangepast. Tot nu toe werd gekeken naar de kortste afstand van het epicentrum tot een stads- of dorpskern. De beving kreeg de naam van de stad of het dorp dat het dichtst bij lag. In de herziene naamgeving wordt niet meer naar de kortste afstand gekeken. Vanaf 1 december is de naamgeving gebaseerd op de gemeentegrens. De beving krijgt de naam van de gemeente waarbinnen deze valt. De locaties van de bevingen zijn door de nieuwe naamgeving niet veranderd; het gaat om een naamsverandering.

Waarom deze verandering? Bevingen in het oostelijk deel van de stad Groningen kregen bijvoorbeeld soms de naam van een dichter bij gelegen dorp. Zoals enkele bevingen die de naam Garmerwolde kregen. In het nieuwe systeem krijgen deze bevingen de naam Groningen. 

Voor onderzoeken en adviezen van het KNMI worden geografische coördinaten gebruikt, deze locaties zijn onveranderd

Een ander voorbeeld zijn bevingen op de Noordzee, waarbij de dichtst bijzijnde stad ver weg kan liggen. Bevingen nabij de kust worden nu Noordzee (nabij Castricum) genoemd en verder op de Noordzee gewoon Noordzee. Hetzelfde geldt voor de Waddenzee en het Eems-Dollard gebied. Tot slot krijgen bevingen in onze buurlanden die door het Nederlandse seismische netwerk gedetecteerd zijn naast de plaatsnaam ook het land in de naamgeving.

Aan alle natuurlijke en geïnduceerde bevingen die in de KNMI aardbevingscatalogus voorkomen zijn waar nodig de herziene plaatsnamen toegekend.

Deze wijzing heeft geen gevolg voor onderzoeken en adviezen van het KNMI. Hiervoor zijn altijd de geografische locaties gebruikt en speelt de naamgeving geen rol. Voorbeelden hiervan zijn de dreigingsberekeningen  of de verplaatsing van het seismisch moment, waarbij uitgegaan wordt van geografische coördinaten en niet van plaatsnamen. Deze locaties zijn onveranderd.