Het jaar 2023 was bijna anderhalve graad warmer dan voordat we fossiele brandstoffen begonnen te verbranden. Waar dat de één de schrik om het lijf doet slaan, roept dat bij de ander misschien de vraag op wat een paar graden warmer of kouder nou eigenlijk uit maakt. Warme en koude periodes uit het aardse verleden kunnen helpen om die vraag te beantwoorden. Conclusie: elke tiende graad telt.
Het jaar 2023 was wereldwijd 1,48°C warmer dan het gemiddelde van 1850 tot 1900. Dat maakte het Europese Copernicus Programma dinsdag 9 januari bekend op basis van de zogenaamde ERA5 dataset. Hiermee komt de temperatuur van het afgelopen jaar heel dicht bij de doelstelling van Parijs om de opwarming liefst niet boven de 1,5 graad te laten uitkomen. Die doelstelling gaat echter over de opwarming gemiddeld over 20 jaar en of die grens bereikt is kun je niet afmeten aan één individueel jaar. De verwachting is dat ergens tussen 2024 en 2040 de opwarming door de 1,5 graden grens zal gaan.
Overdag is het al snel een aantal graden warmer dan ’s nachts; het verschil kan makkelijk 10 graden bedragen. Klimaatverandering gaat echter over de wereldwijde veranderingen in het gemiddelde weer. En die lange termijn veranderingen over de hele aardbol kun je niet vergelijken met de dagelijkse gang in temperatuur in De Bilt.
Door het gemiddelde te nemen over het hele aardoppervlak worden toevallige variaties uitgesmeerd. Zo schommelt de jaargemiddelde temperatuur in De Bilt veel sterker heen en weer dan die van het mondiaal gemiddelde (zie afbeelding 1).
Om iets te zeggen over klimaatverandering moet je vervolgens naar de trend over meerdere decennia kijken, om de variatie in de tijd uit te middelen. Het is weinig zinvol om op basis van één of twee jaar aan metingen te concluderen dat de opwarming helemaal door het dak gaat. Of om na de onherroepelijk minder extreem warme jaren die zullen volgen te beweren dat het afkoelt.
Het klimaat is in het verre verleden wel vaker veranderd, ook lang voordat er mensen rondliepen of rondreden in hun auto’s. Dat doet natuurlijk niets af aan de wetenschap dat de huidige opwarming aan menselijk handelen ligt – sterker nog: die prehistorische klimaatveranderingen laten juist overtuigend zien hoe belangrijk de rol van CO2 is in het aardse klimaat.
Daarnaast kan het historische verloop van het klimaat als vergelijkingsmateriaal dienen om de huidige klimaatverandering aan te spiegelen. Neem bijvoorbeeld de laatste ijstijd. Er lag zo’n dik pak ijs op Noord-Amerika en Eurazië dat de zeespiegel tot wel 120 meter lager lag dan nu. Onze voorouders konden van Nederland naar Engeland lopen. In onze streken was het een toendra landschap.
Toch was het wereldgemiddeld “maar” zo’n graad of zes kouder dan tijdens een interglaciaal, de warme periode tussen twee ijstijden in. Een paar graden verschil maakt dus nogal wat uit voor het aangezicht van de aarde.
De opwarming die wij hebben veroorzaakt bedraagt nu al bijna een kwart van het temperatuurverschil tussen een ijstijd en een interglaciaal. Het grootste deel van die temperatuurstijging hebben we in de laatste 50 jaar veroorzaakt. Ter vergelijking: de overgang van een ijstijd naar een interglaciaal duurde meestal zo’n 10.000 jaar.
De meest recente periode dat de aarde net zo warm was als nu is waarschijnlijk 125.000 jaar geleden, het vorige interglaciaal (zie afbeelding 2). De zeespiegel lag in die tijd wel zo’n 6 tot 9 meter hoger. Anders dan nu had het landijs toen al enige duizenden jaren de tijd gehad om te reageren op de warme omgeving.
De warmteverdeling over de aarde was tijdens het vorige interglaciaal weliswaar iets anders: de polen waren waarschijnlijk warmer dan nu, de evenaar juist iets koeler. Desondanks geven dergelijke perioden uit het verleden wel aan hoe gevoelig de zeespiegel op de lange termijn is voor ogenschijnlijk kleine veranderingen in temperatuur.
We schreven er vorige maand nog over: het risico op kantelpunten, abrupte en onomkeerbare veranderingen in het klimaatsysteem, wordt fors groter bij een opwarming van meer dan anderhalve graad.
Dat geldt met name voor de ijskappen op Groenland en West-Antarctica. Er zijn al tekenen dat die instabiel beginnen te raken. Een recent overzichtsartikel concludeert dat die systemen gaan kantelen bij een opwarming van tussen de 1 tot 3 graden. In die onzekere bandbreedte bevinden we ons al.
Naast die tot de verbeelding sprekende kantelpunten zijn er natuurlijk ook de nu al optredende effecten van klimaatverandering: meer extreme neerslag, meer droogte, meer hittegolven, sterkere orkanen, heviger bosbranden, teruggang van de biodiversiteit.
Veel van deze effecten treden nu al merkbaar op, ook bij ons in Nederland en in Europa. Deze effecten worden sterker naarmate het meer opwarmt. Elke tiende van een graad maakt daarbij een verschil.
In het Limburgse Horst is een nieuw automatisch weerstation geïnstalleerd door het KNMI. De verwa...
20 november 2024 - Nieuwsbericht2024 wordt vrijwel zeker het warmste jaar ooit gemeten. Waar we vorig jaar nog net onder de 1,5 g...
19 november 2024 - KlimaatberichtIn slechts tien dagen tijd hebben vier tyfoons de Filipijnen getroffen. Dit is een unieke gebeurt...
19 november 2024 - NieuwsberichtDe herfst is in volle gang: de dagen worden snel korter en de bladeren vallen van de bomen. De te...
13 november 2024 - Klimaatbericht