Nieuwsbericht

Weersomstandigheden tweede nationale luchthaven

15 mei 2002

In 1997 laaide de nationale discussie op over de uitbreiding van Schiphol en 'nut en noodzaak' van een tweede nationale luchthaven. In opdracht van de Rijksluchtvaartdienst stelde het KNMI een onderzoek in naar meteorologische omstandigheden, die van belang zijn voor de keuze van de locatie voor een luchthaven. Het onderzoek vloeide voort uit een project dat al langer loopt en waarin het gedrag van de wind langs start- en landingsbanen op Schiphol wordt bestudeerd. Dit in verband met de plaatsing van meetapparatuur en de representativiteit van een beperkt aantal metingen.

Voor het vlieggedrag en de afhandeling op een luchthaven is niet alleen de wind van belang maar ook neerslag, het horizontale zicht en bewolking (wolkenbasis en bedekkingsgraad). Klimatologische gegevens van wind, neerslag en zicht zijn geanalyseerd voor twee mogelijke luchthavenlocaties: een kunstmatig eiland in de Noordzee voor de kust tussen Hoek van Holland en IJmuiden (zeelocatie) en een plek in de Flevopolder of Markerwaard (Flevolocatie). Voor beide locaties is nagegaan gedurende welk percentage van de tijd op naburige KNMI-stations de gestelde grenswaarden gemiddeld niet worden overschreden. Daarbij zijn de normen gehanteerd voorgeschreven door de International Civil Aviation Organization en zijn zonodig correcties uitgevoerd voor obstakels in de buurt van de meetstations.

De resultaten van de onderzochte gegevens laten weinig aan duidelijkheid te wensen over. Water en land zorgen voor lokale effecten die zeker van betekenis zijn voor het vliegverkeer op en rond een luchthaven. Ook door verschillen in klimatologische omstandigheden en de daarmee samenhangende veiligheidsaspecten maakt het wel degelijk uit waar een eventuele tweede nationale luchthaven wordt aangelegd. Gemiddeld over het jaar ligt bijvoorbeeld de dwarswind bij optimale baanrichting voor de zeelocatie aanmerkelijk minder vaak beneden de gestelde grenswaarden dan voor Schiphol. Voor de Flevolocatie ligt de dwarswind, afhankelijk van de omgeving (open water of polder), iets minder vaak of juist vaker beneden de grenswaarde.

Ook het seizoen doet er toe. Zo is de dwarswind in het winterhalfjaar vaker sterk dan in het zomerhalfjaar. Onder invloed van het relatief warme zeewater zijn die verschillen op de zeelocatie groter dan boven land. Worden windvlagen meeberekend dan wordt het bruikbaarheidspercentage van de zeelocatie absoluut gezien sterker verlaagd dan van de Flevolocatie. Ook gladheid, onweer, bevriezing en turbulentie zullen op de beide locaties ongetwijfeld verschillen vertonen, maar deze grootheden zijn in deze fase van het onderzoek nog niet meegenomen.

Bron: KNMI-Jaarverslag 1997

Recente nieuws- en klimaatberichten

  1. Early Warning Podcast - vervolg op succesvolle KNMI-podcastserie

    Het klimaat verandert en dat merken we bijna iedere dag. Het KNMI is de afgelopen jaren veranderd...

    22 juli 2024 - Nieuwsbericht
  2. 200 jaar geleden is het broeikaseffect ontdekt

    Hoera, het broeikaseffect is tweehonderd jaar oud! Of in ieder geval de eerste beschrijving ervan...

    17 juli 2024 - Klimaatbericht
  3. Satellietinstrument OMI al 20 jaar in de ruimte

    Vandaag, 15 juli is het precies 20 jaar geleden dat de Aura-satelliet werd gelanceerd, met daar a...

    15 juli 2024 - Nieuwsbericht
  4. Satelliet EarthCARE doet eerste succesvolle stralingsmetingen

    Met indrukwekkend veel detail heeft satelliet EarthCARE zijn eerste metingen verricht van de hoev...

    12 juli 2024 - Klimaatbericht
Toon alle nieuws- en klimaatberichten