Er bestaan veel verschillende soorten wolken, afhankelijk van hoogte, vorm, structuur en verticale luchtstromingen. We zetten ze op een rij.
Een wolk is een verzameling uiterst kleine waterdruppeltjes, ijskristallen of een mengsel van beide. Wolken veranderen voortdurend onder invloed van luchtstromingen en natuurkundige processen.
Wolkengeslachten zijn onderdeel van een internationaal systeem om wolken te benoemen. Dit systeem is gebaseerd op een systeem uit de achttiende eeuw, bedacht door de Engelse apotheker en natuurkundige Luke Howard.
De verschillende wolkengeslachten vallen onder een familie, of een combinatie van families. De vier families zijn: hoge wolken, middelhoge wolken, verticaal ontwikkelde wolken en lage wolken.
Wolkengeslachten worden weer verder onderverdeeld in wolkensoorten. Hieronder bespreken we de wolkenfamilies en de daaronder vallende wolkengeslachten of -soorten.
Onder de hoge wolken vallen cirrus, cirrocumulus en cirrostratus.
Cirruswolken bestaan voornamelijk uit ijs en komen voor op 6 tot 12 kilometer hoogte. Ze zien er soms uit als windveren of sluierwolken, zo dun dat ze het zonlicht nog doorlaten.
Deze wolken zijn vaak te zien als het (nog) mooi weer is. Ze hebben een draderige structuur en kunnen zich ook rangschikken in kleinere of grotere plukken of smalle banden.
In cirruswolken is vaak een gekleurde ring rond de zon, een halo, te zien. Halo’s en hun randverschijnselen ontstaan door breking van zon- of maanlicht in ijskristallen die hoog in de atmosfeer voorkomen.
Het langzaam verdwijnen van de zon, maan of de gekleurde kring is vaak een voorbode van slechter weer. Vooral als de cirruswolken uit het westen komen en snel dichter worden.
Lage wolken bevinden zich onder de 2 kilometer en bestaan vooral uit waterdruppels. Er zijn twee soorten lage bewolking: stratus en stratocumulus. Ook mist rekent het KNMI tot de lage bewolking.
Deze bewolking is de meest voorkomende in West-Europa en bestaat uit één wolkenlaag waarin vrijwel altijd donkere en lichtere gedeelten afwisselend voorkomen. Soms zijn de elementen met elkaar versmolten en vormen dan een gesloten wolkenlaag.
Hoewel deze wolken overwegend uit waterdruppels bestaan, kan het voorkomen dat de randen rafelig zijn. Neerslag valt alleen uit deze bewolking als de laag voldoende dik is. De wolk is dan donkergrijs.
Stratocumulusbewolking ontstaat bijvoorbeeld als een mistlaag oplost aan het aardoppervlak, eerst overgaat in stratus, waarna het lijkt alsof de wolkenbasis verder stijgt. De hierbij aanwezige turbulentie zorgt dan voor wat onstabiliteit.
Deze bewolking komt ook vaak voor als aan het eind van de dag de onstabiliteit afneemt. De wolkentoppen van de in de loop van de dag ontstane cumuluswolken zakken dan in en de wolkenbasis spreidt wat uit.
Verticaal ontwikkelde wolken bevinden zich op 18 kilometer hoogte, afhankelijk van de temperatuur en de luchtdichtheid. Verticale wolken kunnen over meerdere horizontale (hoge, lage en middelhoge wolken) voorkomen. Er zijn twee soorten verticaal ontwikkelde wolken: cumulus en cumulonimbus.
Een ander woord voor cumulus is stapelwolk. Het zijn in verticale richting ontwikkelende wolken. Ze ontstaan vaak niet ver van de plek waar men ze ziet, maar kunnen door de wind ook flinke afstanden afleggen.
Meestal zijn het afzonderlijke wolken met scherpe randen, een donkere horizontale onderkant en naar boven toe een bloemkoolachtig uiterlijk. Ze kunnen in alle vormen en maten voorkomen: klein, middelgroot en groot.
Een cumulonimbus is een zeer sterk uitgegroeide cumuluswolk, waardoor de bovenkant overgaat in ijs. Die bovenkant bevat onscherpe, draderige vormen of witte vlakken die aan cirruswolken doen denken. De ijskap is vaak zichtbaar in de vorm van een aambeeld
De cumulonimbus komt hoog, in de zomer vaak hoger dan 12 kilometer, zodat de wolk met de bovenkant tegen een grenslaag stoot, de zogeheten tropopauze. In die laag is de lucht warmer waardoor de buienwolk niet meer verder stijgt.
Boven die hoogte bolt de wolk niet verder omhoog, maar spreiden lucht en wolk zich uit in horizontale richting. Zo ontstaat het aambeeld of paddenstoelvormige wolk. De cumulonimbus is een echte buienwolk. Ze veroorzaken altijd onweersbuien, vaak ook gepaard gaande met hagel en windstoten
Onder de families en hun wolkengeslachten, komen de soortnamen met daaronder verschillende soorten en ondersoorten. We noemen nog enkele voorbeelden.
Ook op grote hoogte in de stratosfeer kan bewolking voorkomen, de zogenoemde polaire stratosfeerwolken (PSC) en de kleurrijke parelmoerwolken. Beide wolkensoorten bestaan uit ijskristallen.
Polaire stratosfeerwolken zijn zeer grote ijle wolken die zich kunnen vormen boven de poolstreken. Ook in Nederland komen ze regelmatig voor als de lucht rond de 20 kilometer hoogte zeer koud is. Ze zijn echter moeilijk te herkennen omdat ze zo ijl zijn, en omdat ze zelf geen opvallende kleur hebben.
Parelmoerwolken zijn betrekkelijk kleine wolkenpartijen met prachtige kleuren, die ontstaan door reflectie van zonlicht in de kleine ijskristalletjes waar deze wolken uit ontstaan. In Nederland zijn ze heel zelden te zien en alleen enige tijd na zonsondergang of vóór zonsopkomst wanneer de wolken op grote hoogte nog door de zon worden beschenen.
Ze worden het vaakst gezien in gebieden waar het hoog in de atmosfeer extreem koud is, zoals de Zuidpool en landen als Groenland en Noorwegen.
Zware onweersbuien worden soms voorafgegaan door rolwolken. In de meteorologie worden zulke bijzondere wolkenvormen ook wel arcus (boogwolk) of shelfcloud (boekenplankenwolk) genoemd.
De angstaanjagende rolwolk ontstaat wanneer koudere lucht die met de onweersbui meekomt, in aanraking komt met veel warmer lucht aan het aardoppervlak. In de lucht kan dan een wolkenrol ontstaan die er zeer onheilspellend uitziet.
Een aambeeld, of incus, is een wolk in de vorm van een paddenstoel. Hij verschijnt soms boven een cumulonimbus (buienwolk). Het aambeeld bestaat volledig uit ijs en is vaak draderig, soms onscherp of verwaaid.
Een aambeeld valt onder de verticale bewolking. Buienwolken met een aambeeld zijn meestal zware buien met een grote kans op onweer. Vaak stoot zo'n stapelwolk met zijn top tegen de grenslaag, die de begrenzing vormt met warmer lucht. Wanneer de bui zijn neerslag kwijt is, blijft het aambeeld soms als restant over. Soms gaat het over in cirrostratus bewolking.
Lenticulariswolken zijn lensvormig. Deze opvallende vormen ontstaan door wind of golfvormige beweging van de lucht onder invloed van heuvels of bergen. Wanneer de wind met een flinke kracht tegen de berg blaast, wordt de lucht gedwongen te stijgen. Aan de achterzijde van de berg daalt de lucht dan weer.
Een lenswolk blijft daarom min of meer permanent boven dezelfde plaats hangen, terwijl de lucht gewoon verder stroomt. Vorming van lenswolken kan duiden op snelle stromingen in de hogere luchtlagen of plotseling toename van de wind op een bepaalde hoogte.