Het ijsgroeimodel berekent de watertemperatuur of (als de temperatuur onder nul komt) de ijsdikte van een laag stilstaand water van twee meter diep. Het model houdt rekening met de invloed van de temperatuur en met de afkoeling door de wind en verdamping. Ook de invloed van straling wordt in de modelberekeningen meegenomen. Straling zorgt overdag doorgaans voor opwarming, maar 's nachts kan uitstraling bij heldere hemel voor afkoeling zorgen. Al deze effecten worden in de berekeningen meegenomen.
Lokale omstandigheden spelen een belangrijke rol in de groei van de ijsdikte. Een laag sneeuw op het ijs fungeert als een isolatiedeken, waardoor het ijs minder snel groeit. In een dergelijke situatie kan het ijs aan de onderkant door menging met warmer water zelfs afsmelten bij luchttemperaturen onder nul. Bij dooi daarentegen zorgt de isolerende werking van sneeuw juist voor het langzamer smelten van het ijs. Door verschillen in hoeveelheid sneeuw treden er dus ook verschillen in ijsgroei op.
Het KNMI ijsgroeimodel houdt rekening met de sneeuwbedekking en zelfs met de veroudering van de sneeuwlaag. De ijsaangroei verloopt bijvoorbeeld ook anders in water waarin een sterke stroming staat.
Bij het vergelijken van waarnemingen van ijsdikte en modeluitvoer is de representativiteit van de meting voor de gemodelleerde situatie van groot belang. Zo is het b.v. belangrijk te beseffen dat de ijspluim voor 2m diep, open water geldt. In dieper water zal in een vorstperiode minder ijs liggen.
Om het model te calibreren kan er gebruik worden gemaakt van gemeten ijsdiktes.
Een bijzonderheid van de door het KNMI gebruikte methode is dat het voor de langere termijn (10 dagen) een vijftigtal scenario's (mogelijke verwachtingen) doorrekent. In de getoonde plaatjes zijn scenario's te zien van de ontwikkeling van de temperatuur of de dikte van de ijslaag. Als de temperatuur onder nul komt geven de lijntjes de ijsdikte (in cm) aan. We weten dat kleine fouten in de uitgangstoestand van de weersverwachting grote effecten hebben op de langere termijn. Om een inschatting te kunnen maken van de onzekerheden in de verwachting worden bewust 'fouten' in het model ingebracht waarna de verwachtingen steeds worden herhaald. Het resultaat is een vijftigtal scenario's die worden gekoppeld aan het watermodel. Zo worden waarschijnlijkheidsverwachtingen gemaakt voor de ijsgroei in de komende dagen op basis waarvan de meteoroloog kan zien hoe groot de kans is dat die verwachtingen werkelijkheid worden.
De rode lijn is gebaseerd op berekeningen met het hoge resolutie ECMWF-model (16x16km), de blauwe lijn is een herhaling van de berekening met een grover model van een lagere resolutie (32x32km). De groene lijnen zijn op hun beurt de uitkomsten van 50 herhalingen met het lage resolutie model, waarbij bij iedere berekening verstoringen zijn aangebracht in de uitgangstoestand. Deze spreiding van de verschillende scenario's (ensembleleden) geeft een indicatie van de betrouwbaarheid van de verwachtingen. Hoe kleiner de spreiding, dus hoe kleiner de verschillen tussen de verschillende uitkomsten, hoe betrouwbaarder de verwachtingen zijn.